f s s ^ w ' ï - } !
i f i i
k l '
4 3 8 H I S T O R I E
• « ¡ I i ! , a l ,
: il
II:,.;
r i »
T i e . de koleur, by de äfnceinende dikte 00k iets bleekcr. D e pooten zyn voot
L X X V i n , „ y n e oo¿e^, fchoon anders fcherpzichtig genoeg, verborgen geblccven; ea
L X X X I U ^ ^ ' dezclven daaraan raeenen gezien tc hebbcn, zullen waarfchynlylt, alj
r e e c s gezegd is, de wederzyds uitileekcnde fpkzen daarvoor gehouden hebben;
w e l k e n , als 'er geene van vtrlooren zyn gegaan, aan icder zyde, bei: getal
d e r ledcn aan den Darm cvenaaren. Vermies m y te binnenfcboot , in de Sehrift
e n , door anderen Over de Polypen uitgegeeveii, geleezen te hebben, dat ze
d e Eigenfchap der Polypen, Velgens welke ult de aan rtukken gelheeden deel
e n nieuwen voortkomen, ook aan zoniroige Worraen gevonden baddcn; zo
n a m ik''er de P roe f van raet dit Slangecje, maar het was vrucbtloos*. Echter
h e b b e ik naderhand aan een ander Slangetje bcvonden, dat die voorgecven geg
r o n d was, en met de waarheld overei'nkwam. Van dit Slangetje zal ik in't
v e r v o l g fpreekenf, cn gaa thaiis over, om gewag te iiiaaken van
Dt
* Voor dat WC ¿e befchryving van dit "Wafcr flanket je met den langen ton^chtigén Spriet,
of dcze getongde Naïde, zo als de Raadshecr Muller haar oocmt , cindigen, zal ik nog het
. «en en 'Lander van de Zickte. welke ly onderworpcn z.yn. uit de belcliryving van die»
Raadshcer bybrcngcn. Üp pag. 68. van zyn "Werk zegr hy : „Ik mocc nog gewag maakcn
• „van lekere byzonderheid, die ik niet londer öKiröi/vw^'hebbe können aan^ien'Er is, in
« d e n bepaaldften zin genomen, eene vergangklykhcid in aile de deelen der Naïde y by haar
„ g e z o n ' l e Leven j ecne zkkie, wel de erglcc die mcn bedeiiken kafi, welke iniflchien de
„eenigße ooizaak van den natuurlykcn dood dczer Wormen is. Van vier Nûïden- welken
„ i k des morgens bezichtigde, was 'er ééne iets van cikaoder geborften; ter plaaf-.e vaa
„ d e n barft hing eene foort van 'Soitte ßofe; die, gelyk een fthuim, uit cnrelbaare witte
. sjcn dooriichcige kogeltjcs beitond. Des avoiids zag ik, niet weiuig vcrbaald zynde, dst
. „de gantfche Woim in zcdanig ecne opgeblaazen ßoffe veranderd wasj 'er was geen ken-
„ t c k e n der voorige geilake meer aan. Lyf, pooten, flaart, achterdeel, endeldarm, äderen,
sj alles was nie:s arders dan een ei,kcl ichuim, niet ongelyk aan dat gene, het welk de-
' „fchumende Cicade( dit is de Schuimworm, welken de Heer Röfel in het tweede Ded
dezer H.ltorie der jnfcârcn, in de belchvyving der Springkhaancn en Krekels, op Tah.
X X l l I . heefc sfgebceW) „vervoont, maar oneindig kleiner. Te-n Iaati>e is het geheele Dicr
„ d o o r eene d-warreliiig veeler kleine kogeltjes vergaan.,> „De Heer Bonnet» ( zcgr d.» H«t
MuUer verder op pag. 70 ) „fpreckt ook van ecne /iekte, welke de gelneedea itukken vin
„zyneQ lanf.en •Worm, (dien hy in het t'veede Deel zyner Verhandel:ngen over de Infeöo.
. «logic, ip de aaile Waarneeming, befchiyfi.) verteerde. Hy vergelykt deze zieke by't
„Koudvuur. Zy zal buiten twyffel dczeltde gewceft zyn. welke hier boven befchreeven u. ^
K LE EM A M N.
•f Dît is het van den Heer Röfel logenaamde Merkurius - Slangetje, dat op de Tytelplaat deïfl
H ü t o r i e der Polypen, en op de volgcnde Tab. XCII. afgebceld is.
H I S T 0 R L 4 E P O L Y P O R T ^ .