444 H I S T O R I E OER
[ •'•v -t ,
Í
^
1 "
' ' f f t
i ' K
Tab. te leezen, de Afbeeldingen evenwel tot eenig vermaak mögen dienen; als
' " " ' ' ^ " ' w a a r u i t hy, ook zonder de befchryving, zal können opmerken, wat ik met
LXXXIH^®^^ zonderlinge Schepzelen uitgevoerd hebbe. Byaldien man my wilde tegeti.
w e r p e n , dat ik my met eene al te wydloopige befchryving te lang bezig
h o t i d e ; dient tot een wederantwoord, dat veele Liefhebbers van rayn Werli,
hoe begeerig zy ook naar de afbeeldingen op de koperen Plaaten zyn, dezelven
nochtans met tegenzin zouden betaalen, als 'er niet te geiyk eeiw
juifte befchryving by wäre. Derhalve za) ik de befchryving rayner Proefiiesmingen
vervolgen.
S. 21.
I k was verder begeerig om een Polyp te zien, welke zo veele koppen lad
als 'er, door verdeeling, by mogelykheld aan te raaaken waren. Ten dien
einde- zocht ik de kloekftcn en grootften uit, waaraan geen Jongen zaten;
dan ik had voor ditmaal ter bereikinge van niyn oogmerk veel gedulds noodig.
I k vernielde 'er, door de veelvuldige infnydingen, die by zulk een klein Schepzel
zeer bezwaarlyk zyn, niet alleen verfcheiden; raaar het ongeluk wilde ook,
d a t ' z e , fchoon ik zomraige fneden gelukkig volbragte, genieenlyk gantfch andere
geftalten aannamen, dan ik begeerde te zien. Dit had te meer plaats,
om dat ik, by zo veele infnydingen niet wel verhinderen koD, dat de afgczonderde
deelen des nachts niet weder te zamen groeiden; 'i welk inzonderheid
ook gebeurde aan den Polyp, die in de Fig. dezer Tai. afgebedd
i s ; en welke, benevens de drie koppen en vier Haarten, ook twee Jongea
heeft. Hy was een van de kloekilen, en had Zeven armen. De eerrte fnede,
die ik hem gaf, gefchiedde by a . , en de tweede by h De drie deelen, wel-
, ken
gen van den Heer Höfel voor nutteloos houdelli daar de onvermoeide Tremhley zelve 'er
aich niet genoeg in verzadigen kon? Deze onverdrooten Natuuronderzoeker rechtvääidigt
diergelyke Proeven in de Vierde Verhandeling zyner Hiftorie der Polypen met de volgende
of diergelyke woorden: „ Om onze kennifle in de Natuurlykc Hiftorie uittebreiden, moeteo
„wy alle poogingen aanwenden. en zo veel bewyzen als mogelyk is, Zoeken te ontdekken.
„ Indien ons alle de voorvallen der Natuur bekend waren, zo zouden wy ook derzelver
„verklaaring hebben, en her geheel, dat ze uitmaakt, duidelyk kennen inzien. Hoe meer
„wy derhalve de byzonderheden Zoeken te kennen, des te meer worden wy in ftaat, om
„eenige deelen van dit geheel te doorgronden. Gevolglyk können wy de bekende voorral-
„!en niet beter verklaaren, dan wanneer wy fteets ons befl doen om nteuwe te otitdekkeo.
„De Natuur moet verklaard worden door de Natuur, en niet door eigen inzichten, wel-
„ken al te naauw bepaald zyn, om zo groot een Voorwerp in zyn gantfchen omtrek te
„doorzien- De Natnur toch fteit haare fchoonheid veel beter in het daglicht, wanneer het
„gene, dat wy van haar kennen, niet met onze inbeeldingen vermengd is. Aisdan geeft zy
• „ons van de oneindige Wysheid van haaren Stichter veel waardiger, en tevens daardoor
„bekwaamer begrippen, om ons Geeft en Hart te vormen. Dit is eigenlyk hetgene wy
„ons by alle onze Önderioekingen behooren voorteitellen.
KLEE.MANn-
Fii. 4.
Lett. ä
en i.
• I i i , " • I I
Z O E T - W A T E R - P O L Y P E N 4 4 5 .
ken de Polyp daardoor kreeg, kloofde ik nogmaals, en maakte er dus zesTAs.
„an- maar zy groeiden, als gezegd is, doorgaans des nachts weder te zamen;
L r welk my eindelyk zo verdrietig maakte, dat ik hem zyne dne koppen ¿^xxxill
n chts liet behouden. Het was by de veelvuldige verdeeling van dezen Polyp
rasenoes onvermydelyk, dat ik niet zomwylen 6en, en menigmaal twee zyner
Mfflen in ftukken fneed; dit nlettegenftaande behielden de twee van de dne
deelen des gekloofden kops clk nog twee armen, en het derde deel flechts
¿in • zo dat 'er aan alle de drie koppen te zamen nog vyf armen overig war
e n ' d o c h na de laatfte fnede, die ik vergeeffch aan dezen. Polyp gedaan
had verliepen 'er naauwlyks vier dagen, of hy had weder Zeven nieuwe volniaakte
armen gekreegen; welken zo gezwind aangroeiden, dat zy, wanneer
ze eenraaal zo lang waren als die by Letter c., gemcenlyk in eenen nacht
hunne volkomen lengte bereikt hadden; waardoor myn driekoppige Polyp ten
laatfte 12 volmaakte armen kreeg. Terwyl deze 12 armen allengskens te voorfchyn
kwamen, vertoonde zieh aan ieder zyde van 't lyf des Polyps, kort aan
denftaart, een klein wratje; het welk my deed vermoeden, dat aldaar een
paar iongen zou uitfpruiten; en toen ze des anderen daags reets veel grooter
waren, was ik 'er des te meer van verzekerd. Inmiddels had ik voorgenomen,
aan den Haart van dezen Polyp te beproeven, 't geen my aan den kop ra^slukt
was. Ik deed 'er met dat oogmerk, ten zelfden dage, toen ik de uitfpruitende
jongen 't eerft ontdekte, eene fnede in naar de lengte. Doch toen
dk naauwlyks gefchied was, vreesde ik, dat 'er de jongen fchade door lyden,
ofin hunnen wasdom verhinderd mogten worden; maar ik bevond, tot myne
verwondering, dat hun deze, zo min als de twee volgende fneden, geen het
miiifte nadeel toegebragt had. Ik gaf h em, na dat de eerlle fnede f . verricht was, Cett. f .
den volgenden dag de tweede g., en wederom, na vier en-twintig uuren,Ä en h.
de derde b.; waarop myn Polyp, door een middelmaatig Vergrootglas befchonwd,
de gedaante had van de 4<ie Fig.-, alwaar de beide jongen, welken
met vyf armen voorzien zyn, door de Letters d. d., en de vier flaarten ^ ^ ; "
door e c e e . aangeweezen worden; van welke laatllen de Polyp 'er zomtyds
Hechts twee gebruikte, om zieh vafl: te zetten; wannneer hy de beide overigen
krom optoog, gelyk in deze Fig. te zien is.
De beide jonge Polypen waren pas drie dagen oud, of men zag rondsom
bannen kop vyf Wiatjes; waaruit naderhand even zo veele armen voortfprooten;
zonder dat 'er vervolgens, by den eenen of den anderen, iets meer voor
den dag kwame. Binnen vyf dagen waren deze armen, zo wel als de jonge
Polypen zelven, volwalTen; op den zesden dag maakten zy zieh reets los, en
verlieten voorts de Moeder. Alhoewel ik nu deze jongen, door de verdeeling
van den ouden Polyp noch befchadigd, noch in hunnen wasdom verhinderdi
hadde, zo fcheen het my echter toe, dat ze, hoe volmaakt zy ook anders wa-
L I l 3 re n .
1 fi
i
V i
!• 1