i í i l
j l i i i r i i i
l i l i i i
. i r i r / r , •• '
3 5 8 V E R V O L G v a n DE BE-SCHRYVING
Tab. om den aanílaanden Vlinder, ais 't wäre, eene deure tot den i
L^XI. ten; zo zag ik 'er de Pop alrcde in li®e„. Ecluér hZ Te Z f l
^ 5; ' • is h a a r v o o r í l e d e d zwa r t b r u i n r o o f
en t achterdeel met zyne ringen, fchoon blinkend geclrood. Zy w"
mt hooi^ie van haar teder en week Poppevlics, ligtlyk^'in beweeí L e biet'
gen; gelyk wy zdks reets hebben aangemerkt van" andere diergeWe foo i,'
van Poppen, die zicii mede in ^ulke i,arde eivortoige weefteis bel4en 1 n .
beide XXXVac Tal, a. en k nntsgaders op de LXII. Tak aldaar afgebèeld
Deze iaatfte gelykt de tegenwoordige Pop, zo wel in 't begfn, alínad haf
met wel gelooven könne, dar 'er eene,lei Vlinder uit hnar beiden zoude
voortkomen. OndertuíTehen ben ik niet in flaat, om 'er ra-t marheid
te ver^ekeren; nademaal alie de Poppen van'deze foort víarRt p t n by ™
verdorven Zjni; zonder dat ik 'er ooit de waare oorzaafc van hebbe mom
ontdekken'-. Nii volgt op de eigenile Tab. LXXl. ^
De-gladde, groene, mit vyf witte linien getekende R u P S henevcns
haart verandering in eene Pop; behaorende mede tot
de voorgenoemde Clajfe.
Vermits ik deze Rups flechts eenmaal in onze Landiteek gevonden hebbe
kan ze met zeer gemeen zyn. Ik ondekte dezelve in de matid Juny vT 'i
D . ff ^ t Pr a ime n b o omt ; en zy at ook greetig van de bladeren der
/•,¿r.¿.4.&vetzeboomen. Zy is op deze Tab. in iV^.. y. = ,rg?beeld. Haare grootft
lengte behep nagenoeg duim. Met gantfdie lyf was^ver 't g e h i e l b e 1 -
vens de kop en de pooten, fcboon groen; ten eeneraaal glad. zonder
han-en, en m de lengte met vyf even breede witte liniln, van Jen kop'»f
daanre had. In t krnipen was ze tamelyk ftel; en wanneer ze aanoeraikt
vvierd, iloeg ze met den kop hevig rondsonime van zieh. a=>ni,era.,Kt
* De Nachtylinder, waarin de?.e ibort verändert, is
Fie- a. en h. afgebeeU te viiiden. Vierde Deel, op Tat. XXXIV.
K L E E M A N K, .
? w ^^ » ' - . » n ^ k t e ik d£M R„pfe„ „„fc „p een WilgenSruik tnlTcic«
v o i ^ B t t e l e T g'weeft, van 'er den v l i X ui.
K L E E M A N N.
I
OER. O V E R I G E INSECTEN. 359
Deze Rups was myne gafi: iiie.c lang geweeft, òf zy bedankte voor de Taufpyze;
en verkoos een hoek toc haare wooning, alwaar zy zieh infpon, met •
zulk een wkgraauw, doorzichcig cn eivormig weefze!, als in Fig. b. 5. tQ^'S'^-yzien
is. Onder. dit vveefzel verandcrde zy, binnen drie dagen, in eene tedere
Pop, zo als ik 'er eene in Fig. b. 6. afgebecld hebbe. Haare koleur is rchoonglandg,
bruiiirood, van vooren echter iets donkerer, dan van achteren. Ik
weece niet of ik doze Pop tc wann of tc droog gehoiiden hebbe ; ik moete
cen minile zuiks denken; aangezien ik, toen my de Viinder te lang uicbleeve,
eil ik de Pop opende, dezelve gantich ledig bevoncl. Onze Tab. vertoon!:
verder nog
De hreedlyvige, tvitgraauwe Rups, met zivarte vlakken van
onäerfcheiden gedaante en grootte^ henevens haare verandering
in een Vlinder; behoorenäe insgelyks tot dezelfde ClaJJe.
Deze aardig gevlakte Rups vond ik-toevallig op de Lindebladeren*; hoewei
ook de bladeren der Appelboomen, xo als ik naderhand ondervonden hebbe,
haar eene fmaaklyke fpyze zyn.' Met de Lindebladeren hebbe ik haar tot aan
de verandering gelukkig opgekweekc, cn ik vi^as 'er des te meer over verheugd,
em dat 'er, naar myne gedachten, een fchoone, my nog. onbekende Vlinder,
lüt voortkomeii moefl:; micsgaders om dat de Rups my gantfch onbekend voorkwam.
' In den jaare 1771, den 16 Mai, voi\d ik deze foort van Rupfen, in deielfde grootte en
gefialte^ aan de onderayde van den tak van eea grooten Eikeboom, raet uitgebreide
pooten. litten. De onderxyde van "t lyf was blcck okergeel, of ledcrverwigj en ieder lid
is aldaai- met eene 2,w,irte vlak bexet, waar onder die genen, wrelken tuiTchen de 8 buikpooccn
ihan, de gi-oot(len ryn Zy volbragten haaren gang, door beurtswyic voortfchaiving
haarer leden, zonder dat 7.e die merkelyk verliicven of optilden; en zulks gefchiedde noch
overlangkzaam, noch zeer mei. Maar 't is my niet gelukt dezelven zo verre te breiigen»
dat ze in Vlinders veranderdenj overmits de Mieren, welken in 't geraelde jaar 1771, zo
mcnigvuldig waren, dat ze met ganifche Caravanen, als men zegt. in de huizcn kwamen,
myne Infeäen, toen ze reets in Poppen veranderd waren, vernielden. Dan, indien de waar-
»ceming van een naauwkeurig Liefhebber der Natuurkuiide valtgaat, zo komt uit deze
Rups geenzins zulk een Vlinder voort, als de Heer Röfel in de ade meent, cn in 't
Eerile Deel onder de tweede Clafle der Nachtvliftders op Tab. LX. äfgebeeld heefci maar
nagenoeg evcn zodanig eert Nachtvlinder, met Carmozyn-roode ondervleugelen, als die
geene, welke ons in 't Eerite Deel op Tab. XIV. in de tweede Claffe der Nachrvlinders,
voorgefteld wordt. Byaldien ik door den tyd ondervinde, dat die Liefhebber wel gezien,
en de Heer Kófel hierin wezenlyk gedv/aaid heefc, za.] ik niet nalaiten zulks in myne:
o:jvoegz€kn aan te merken.
K l. E E M A M N«
I I