Ir
; ¡ii
Ii,
i H
V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
TAP. LX en lim Ü! dczelven ook in de Wyfjes waargenomen behbe. Wamiecr raen dit
ea LX!. gezegde r.agaat, is 't blykbaar, djt de Heer WELSCH eeii ondcrlcheid maakt
tuirdien de darinen en draaden, ot" ncstels, welken liy voor Wonnen lioudt.
Dan als hy limi oorfprong niet alicen befchryft, maar ook in zyne Figiiuren
afmaak ter piaatze, daar in de myne de zaadvaten ontftaan, is' i duidelyk te
bemerken, dat hy van niets anders dan van de zaadvaten fpreekt, en dezclven
ten onrechte voor Wornien uitgeeft. Nadien hy echter ook nog buiten dien
van 'f gedarmte der Kreeften /preekt, dat evenwel na 't wegneemen der
zaadvaten niet gevonden vvordt, zo kan nien 'er vry zeker uit opmaaken, dac
hy den Kreeft niet naauwkeurig genoeg onderzocht hebbe; te nieer dewyl hy
teffens beweert, dat 'er de zaadvaten niet altoos tegenwoordig zyn ; daavom kan
ik niet gelooven, dat hy dezelven ook in de Wyfjes gevonden heeft.
Met de Wyfjes toch is 't geheel anders gelegen; want als jemand een
Wyfje van onze Rivier- Kreeften opent, zal hy ter piaatze, daar by 't Mannetje
de ballen ¡eggen, wel een byna gelykvormig lichaara aantreffen; doch
hy zal teffens gewaar worden, dat het hier een Eierllok is. Men vindt ook aan
dit lichaara van boven geene draaden hangen; maar ontdekt van onderen een
paar kanaalen, die echter veel korter zyn dan de voorgemelden, en in 't eerile
f/^. 24. lid van 't middellle paar pooten eindigen, gelyk in onze 24"^ Fig. te zien
is. Die afbeelding vertoont ons deze, nog in hunnen natuurlyken t'zamenhang
zynde , deelen op zodanig eene nianier, als ze gevonden worden in een
W y f j e , dat voor de eerfteniaal Eieren zal leggen, na dat het den behoorelyken
ouderdom bereikt heeft. Deze Eierllok, dien men, de groote Eieren uitgenonien,
ook even zo in oude Wyfjes, en wel in alle Jaargetyden, vindt,
beftaat mede, gelyk de ballen, volgens het uiterlyk aanzien, uit drie deelen.
^^'Bovenaan ziet men twee geiykvormige ilukken by hh. en achter en onder
Leu. i. dezen een enkelvoudig, doch grooter iluk, aangeweezen door Lett. i. In den
hier afgebeelden Eierftok zyn drieerleie Eieren, van onderfcheiden grootte en
koleur, vcrvat. Van tydigen, welken de grootften en briiin zyn, ziet men 'er
flechts weinigen; nademaal het Wyf je, voor de eerftemaal leggende, niet meer
dan vier of vyf Eieren teffens afgeeft. Het aantal der genen, die tot het
tweede broedzel beilemd zyn, is integendeel veel grooter; en fchoon ze zieh
merkelyk kleiner vertoonen, zyn ze echter, wegens hunne evengelyke grootte,
en oranje koleur, genoegzaam van de overigen te onderfcheiden. De kleinften
i i « . i i .zyn meeft in getal, en geelachtig van koleur. Met kk. worden de beide
Eiergangen, van hun begin tot den einde, aangetoond,- dezen loopen, dewyl
LcttJI. ze kort zyn, rechtuit; en hebben hunnen uitgang aan de met II, getekende
blaasactitige wortelen der niiddelile pooten. Alhoewel nu de tot de teeling
behoorende Wratjes, aan beide de gedachten, ten opzichte hunner geftalte en
vorm, eenigzins onderfcheiden zyn, zo ziet men ze nochtans bei&n, door
niid-
O E & O V E R I G E INSECTEN. s p i
niiddel van een buitenwaarts verheven huidje, op dezelfde wyzc benooten. UitJ-is-LX.
dien hoofde kan men liunne ter zyden aan den rand zynde opening naauwlyks '
ontdekken; ten zy 'er by 't Mannetje het zaad, op de bovengemelde manier,
uiigedrukt worde, en 'er by 't Wyfje een Ei door uitgaa.
§. 6.
In de 151= Fig. hebbe ik die ejgenile deelen, uit een ouder en grooterf/g. =5»
W y f j e . 'c welk milTchien in meer dan ¿¿n jaar al Eieren afgegeeven had, afffebeeld.
Men vindt dezelven, zo wel in de tai.'m& Decemher in January,
in die gefteltenis; en als dan is de Eierftok by diergelyke Wyfjes met een
groot aanial tydige Eieren van gelyke grootte verviild. Deze Eierftok zelve
beftaat uit een zeer teder huidje; wart 'er zyn niets anders dan Eieren in;
welken door een diergelyk huidje omflooten worden; en, gelyk in de voorige
Figuur, drie deelen of klompen uitmaaken. Doch het byzonderfte hieromtrenc
is, dat ik altoos, by deze met een teder huidje omflooten Eieren, van onderen
nog een anderen Eierftok, van geftalle en aanzien, zo als de 24ftc Fig.
vertoont, gevonden hebbe; welke hier echter van de tydige Eieren geheel
bedekt is, en de Eieren voor 't volgende jaar behelft. Byaldien raen nu dezen
voor den waaren Eierftok houden, en de huid, wamn de tydige Eieren be-
Cooten zyn, de Lyfmoeder noemen wil, welke in onze sslle Fig. door m. enLutt. m,
tt. aangetoond wordt, ben ik 'er mede te Vreden: doch in jonger Kreeften,
alwaar gelyk we gezien hebben, flechts weinig Eieren tegenwoordig zyn, is
de Lyfinoedtr, wegens haare tederheid, in 't geheel niet van den Eierftok
zelven te onderfcheiden.
S. 7.
Vermits ik nu in de voomoemde maanden, in onderfcheiden Wyfjes, zodanige
tydige Eieren aantrof, en dus ligt vernioeden konde, dat ze dezelven
ook wel haaft baaren moeften; zo opende ik verfcheiden van dezelven, mec
oogmerk, cm de Eieren ook eens in den Eiergang te vinden. Dit is my echter
alleen in drie gelukt, daar ik of een of twee Eieren, gelyk by 00. en q.^^"'
te, zien is, in denzelven vond; en niet meer dan eens hebbe ik 'er £en by'"' '
den uitgang befpeurd, op die wyze, als Lett. r. aantoont. Toen ik dit wilde i « ' . r,
Wegneemen, ontdekte ik, dat het aan een körten draad vaft zat, die zieh met'"
het Ei liet nittrekken, overeenkomftig met de afbeelding Lett. s. Dit bragt
my op het fpoor, en maakte dat ik begrypen kon, op hoedanig eene manier
de Kreeft zyne Eieren loft, en dezelven aan de kleine, onder den ftaart zittende
, pootjes vafthecht. Als 'er naamlyk een Ei uit de geboortsopening
komt, zo als by r., en dat vervolgens aan zynen draad j. blyft hangen; zo
Betrat het Wyfje, door eene fteike buiging van den ftaart, hetzelve met zyne
vezchge ftaartpootjes weg. Vervolgens brengt de Kreeft dit Ei , dat beftendig
P p a aan