Z O E T -WA T E R - POL Y P EN.
t o o n d e , geiyk wy hem in de fiJs Fig. zien, alwaar Iiy, in 't een cn ander Tab.
c p z i c h c , zyn Lyf fterk te zameiigctrokken heeft, en de armen als langkwerp
i g - f m a l l e bladeren uitbreidt. Naderaaal nu myne Polypen alle deze geftalten, lxxxix.
uirgenoraen de doodelyke van de s^s Fig. geduurig verwiffelden; zo hebbe ik
ze ook onder anderen nienigmaal raet volkomen uitgeilrekte lyven cn armen
»ezien ; hoedanig een 'er in de 4<i= Fig. van de volgende Tah. vertoond T^"-
wordt.
l ' r
D e z e Polyp had aan zynen ronden kop, by Letter Ir., niet meer dan 8 armen; Leu. i,
maar nog twee Jongen aan zyn lyf , die elk Zeven armen badden. Die, welken
ik voor den oudllen der beide Jongen aanzag , en met Letter i. geiekend is, i « ' - i.
l a d , gelyk den ouden, uitgeflirekte armen, waartegen de jongte, met aangeweezcn,
zyne armen zodanig te zamen getrokken had , dat zyn kop eene
Her met zeven punten vertoonde, in welker raidden een heldere ffip was. Wanneer
nu deze groene Polypen hunne armen volkomen uitftrekken, indiervoege
dat ze tweemaal zo lang als hun lyf worden, het well; zy echter niet zo dikwerf
doen, als de andere foorten , ziet men dat derzelver armen, even als die
der overige Polypen, met een knopje of kolfje eindigen ; en dat ze, des niec
Kgenilaande , hunne fchoone groene koleur, inZonderheid rondsom den kop ,
behouden. OndertulTchen bellaan ze uit grover korrels dan 't lyf der Polypen,
en ze hebben, even als dit, eene heldere doorzichtige bezooming
IS.
* De Heer Getze getuigt, in zyne Hoogduitfche Operzettiag van de uitgelecteQ Verhaiidelingea
der InfeStologie rm den Heer Boiinet cn andere verraaarde Natuurkundigen, fag. ^13. dat hy
de armen van zynen, in 'c Jaar 1773 oatdekten , groenen Ärmpolyp, cn zo ook die aan den
Oranjegeelen , welken hy door 't Zonne - Mikroskoop befchoiiwit had, insgelyks gedraaid of
fchroefswyze. en aan 't einde met haakjes vooraien , bcvonden heefc. Maar, in eene Aan»
ffierking op zyne in 't Hoogduitsch overgezette Trembleyiche Hiftorie der Polypen, die laater
uirgekomen is> pag. 116. wederfpreekt hy den Heer Bakfr , als dexelve gewag maakt
van onzichtbaare haakjes aan 't einde van de armen der Polypen > in zyn Eßai jur la Polype,
^c. pag. io8. en xegt uitdrukkelyk : „hier dwaalt de Heer Buker in zyneontzichtbaare haak-
„ jes} want diergelyken hceft de Polyp niet'«. Hier nit mögen we wel afieiden. dat hy
door laatere bevinding ontdekt lal hebben, dat deze waarneeming nopens de haakjes aan't
uiterfte einde der armen van den groenen Polyp, 10 wel als aan die der Oranjegeelen ,
(want ook aan deren meende hy ze, volgens zyne in 't Hoogduitsch overgezette Verhandelingen
ßag. 507. ontdekt te hebben,) nog niet ¿0 zeker geweeft is , als hy aanvanglyk gedacht
had. Dit is een bewys, hoe ligtlyk men in de Mikroskopifche Waereld kan dwaalen j
door zieh te verbeeiden dat men iets befpeurt, 't welk men naderhand , by herhaalde befchouwingen
, voor dat verbeeide niet houden dürft} naderaaal een zo fcherpiichtig Onderzoe-
'ker, als de Heer Goeze is, zulk eene misvatting niet heeft können vermyden. Voor't ove-
Tige heeft de Heer Goeze aan zynen , door't Zonne-Mikroskoop befchouwden, Oranjegeelen
"Poiyp , als iets zonderlings, opgemerkt, dat, wanneer dezelve zieh te zamen trok ofuitftrekte
, alle de korreUJes in de huid in zodanige eene krielende beweeging gebragt wicrden,
dac ieder puntje hem toefcheene te leeven. ( Jk hebbe ook, eens, eene diergelyke beweeging »
io 't lyf van ccne onvolwaiTen vrucht eener Water - Mugge, die ik v'oor de geboorte uit het Ei
R r r 2 .Bamj