•
5 5 2 H I S T O R I E DE R
, \ ß . - boom of grootcn tak vercoonen, kan n i en, door e e n g o e d V e r g r o o t g l a s , zeer
N C V I I . ^vt-i b e f p e u r c n , hoe zy zieh ondcr elkander, met humie Jhartcn, vaftgezec,
Lni.
1, ST
e n daarmede omOingerd hebben ; z o dat de onderften de boveniien moeteii
d r a a g e n , zotider dat hun zulks bezwaar lyk fchyne te Valien. Door deze verb
i n d t e n i s hebben zy mede een des te tcderer gevoel ; uit dien hoofde wordt
m c n , als éon dezer Diertjes eenige aandoening bevindt, gewaar , dat alle de
o v e r i g e n zulks insgelyks des te eerdcr gevoelen, en zieh terilond te zaraen
t r e k k e n ; dat nochtans ook menigmaal één enkele tak alleen doet. Verder
z y n ze, buitendien, voor zo verre"in e e n e g eduur ige b e w e e g i n g , dat 'er altoos
' eenigen inkr impen, terwyl anderen te voor lehyn kernen; zo dat het by zulk
f s- 5- e e n 'Zwe rm, als de 5tie Fig. vcrtoont, den febyn lieeft, als o f raen eene
A r m é e zag, waarby gedunrig hct eene Peloton na het ander u i ikomt , en
w e d e r te rng keert ; gelyk in die Fig. de iiitgerukten met e., de te rugwyk
e n d e n met f . en die een nieuwen uitval fchynen te willen doen, met g.
a a n g e w e e z e n zyn. Aanvangklyk kon ik 'er geen bcgr i p v a n k r y g e n , hoe deze
D i e r t j e s liunnen langen (leel zo fpoedig konden verketten; tot dat i k eindelyk
b e f p e u r d e , dat ze denzelVen kronkelen, gelyk een draad ora een (lokje ge-
. 7. wonden, of by wyze van een kurketrekker, als in de 711e Fig. alwaar de
' • • ' • ' • g e k r o n k e l d e met b. en de uitgeflrekten me t i. getekend zyn. In de p d e i ig.
• is de opgcirokken vergroote iieel insgelyks by Lett. r. gekronkeld te zien.
V o o r t s blyven de aan elkander hangende Diertjes niet alcoos byeen; maar
z o m m i g e n maaken zieh n u en dan wel eens van d e n Z w e r m los ; en zwemmen,
^ afgezonderd, gelyk by k^ l en m. aangetoond wordt , herwaard en derwaard
V f f / ' door 't w a t e r ; doch ze keeren ook naderhand wede r tot hunne makkers te
r n g . Echter hcbbe ik nooit een jongen Zwerin zieh van den ouden zien
a l z o n d c T c n ; noch können ontdekken, hoe hunne vermeerdering gefchiedf;
I c h p o n ik menigmaal in diergelyke Zwermen veele kleiner bekervormige
D i e r t j e s w a a i g e n ome n hebbe, welken miflchien j o n g e n geweel l zyn».
^ ^ §. 7 . Geu
i t . 2,0(ira zy buiten 't warer syn , k i n men 'er niets aniiers aan zkn, dan een piitltje
w i i t e flym. Dan winncer men 't bosje in een drnpje rein water doet, en ondcr 't
V e r g r o o t g l a a brengt, zo ontdekt raen. met eene verbaazende verwolldcring , hpe zieh eenige
honäerd Khkvormge Folypjrs aan hnnne fleeltjes, voor onze oogen, gelyk een bloemftruikie.
îQ 't v^'ater ontwikkelen. Aan hunnen algcmecnen üeiigel, dus uitgeituekt zynüe,
beginnen 'ie gczamenlyk, door middel van hunne voor nit fpeclende Ipitzen, den Wer.
v e l l t r o om te maaken, ook krimpen ze als .dan by dertigen ofveemgcn, en zomtyds wel
iTiet den gantfelien hoop te gelyk, zo fnel en eensklaps te zaraen, dat men 'er van
f e h r i k k e , niet weetende waar ze gebleeven zyn. Vervoigens breiden ze zieh allengskens cn
l a n g k z a am weder uit; beginnen op nieuw te wippeien; en dus gaat dit ipel zyn gang,
z o lang als ze water hebben. Em verrukkend Schouwfpel waarlyk, zegt de Heer Paüor
Coeze, in eene Aanmerking op zyne Hoogdiiitthe Overzoiting van den Heer Bomet. De
B i O - â c b t u n g o r g a m f î m r i a r f e r . Q C W Î à i O v . ' x m ^ ^ der werk^iglyke Llcbaaraea, I. Deel,
pag. 216. Artikel 1^9.
R • ' KL E E M A N N .
* De Ueer Trcmi/iy beiehryft I de Hoogduitfche Overzettlog zyner Gefchicdenis der
Z 0 E r • W A T Ii K - I' 0 L Y P E N. S S 3
G e l y k e r w y z e nu deze thans befchreeven Bekervormige Basterdpolyp zichTje.
m i n d e r vaftzet aan gewalTen of andere, mi t dezen, in •[ water zynde Jichaa-^'^V'II.
n i e n , dan aan leevende Schepzelen, en inzonderheid aan dez e o f g e n e Wateri
n f e f t e n ; zo hebbe ik ook nog ettelyke anderen ontdekt, die van 's gelyke
e e n gezellig leeven voeren, en welken ik nooit aan planten of andere ieey
e n l o o z e lichaamen, maar altyd aan leevende Waterinleften gevonden hebbe.
D e z e n bellaan in viererleie foorten, welken op de twee volgende Plaaten
- v o o r k o m e n . En wanneer ik die allen befchreeven zal hebben, meene ik dat
m y n e belofte, op het einde van de i»e van den Knodsvormigen Basterdp
o l y p 53 8 . gedaan, vervuld zal weezen. Dan, dewyl ik zedert n o g eene
n e g e n d e foort ontdekt h e b b e , zullen de Heere n L i e f h c b b e r s , zo ik hoope , het
n i e t euvel opneemen, dat ik 'er o o k die b y v o e g e ; waar na ik dit D e r j e Deel,
m e t twee gantfch byzondere kleine Waterinfeften, zal fluiten.
paf. 471. enz. een flach van Strnikpolypen, welke veel overeenkomft heeft met die vao
e a aldaar op Tab. XIV. Fig. I. afgebeeld is. Deze zou ik met de Röfeirehe voor
eenerleie ioort honden, mdien ze achter het einde van hunnen bekcr, tuffchen de Haarten
o f fteelen, met een klcm knopjc hadden, 't welk aan die van RH fei ontbreekti en Indien
%c ook Immie Deelen, zo als de Röfelfchell, gelyk een Kurketrekker te zamen konden
v o e g e n . De Heer Bomet fcbynt ook, in 't ipplle Artikel zyner Cotißderatims für In
Corps orgamfis. van geene andere dan ran de Trerableyfche foort van Struikpolypen tc
Ipreeken. Beiden verückeren zy onsi dat deze foort van Struikpolypen zieh op eene
andere wyze vermemgvuldigt, dan de Armpolypcn; dat ze, naamlyk, van tyd tot tyd haare
J l o k v o r m i g e gellalte zo zeer verändert, dat ze, zieh van vooren toefiuitendc, rond wordeb
e w e e g i n g der Lippen, terwyl dezelvcn binnenwaarts krimpen, ophondei dat het
D i e r t j e zieh vervoigens meer en meer tc zamen trekt; en zieh eindelyk allcngskent in de
l e n g t . van e kander verdecit. Wydcrs melden zy, dat men, als de verdeeling ecfchied is
t w e e byzonderc en van yooren toegcronde lichaamen zicti welken door een eigen ßceltie
>an den gemecnen Stengel hangen^ dat deze, nu nieuwen, ook kleiner Polypen zyn, dan
d e Polyp was, die zieh verdeeld heeft; dat de voorlte opening zieh langkzaim verwyderti
d e ippen langer beginnen uit te fteeken, en zieh meer en meer tc beweegen, hoe vcrdei
d e klok zieh openci dat ieder Polyp zieh, na 54 unren, nogmaals in de lengte verdeeltwanncer
men gevolglyk vier Polypen aan eenen ftengel ziet hangen; en ten laatfle, dai
d e z e zonderliiige vcrdeclmg van dag tot dag toeneemt, en voort gaat, vau vier tot acht
van acht tot zeftien, van zeftien tot tweclidertig, enz. '
I k ben van gedachten, dat de Röfelfche Bekervormige Polypen, wegens de gelvkheid of
overeenkomft met de Struikpolypen van TremUey cn f zieh op gelyL wvze door
verdee ing vcrmcerderen; en dat de kleine Polypen, welken de Heer M l z^e, diereeivke
verdeelde nieuwe Polypen geweell zyn. Want fchoon de Trcmblcyfche Struikpolypen een
ander flach dan d,e van Rofil fchynen te zyn. zo komt het ray e'chter voor, dat^L Heer
Tremiky, ondcr de dne kleine foorten, waar van ky m - 481. in zyne Gefchiedcnis der
P o l y p e n gewag maakt, ook die van Räfel ontdekt z a l V U c n ; vcrmits hy van derzelS
fteelen of Ilaarten zegt: dat ze zieh menigmaal zeer fnel. gelyk een kurketrekker. i"ver
Ii