t) E a O V E R I G E INSECTEN. sSr
e; 1';
Ii!!
i'i!
15
[v I
1
l i l i
de, maar niec genoegzaam befchrccvcn dccien, welken tot d > voortplantiti;^ T^oder
Kreefteii dienen; om ¿0 wcl dj Z,iaJvateii en ßallen der Mjnnetjes, alä''''^
de Lyfmoeder en din Eicrllok der VVyl'jes no_;raaals wat riaauwkeurii^er voor
te draagen.
Vervolg van cle lefchryving van den R i v i e r - K r e e f t ,
en deszelfs merkwaardige Eigenjcbappen.
n de voorgaande Uadzyden hebbe ik tot tweernaal toe boloofd, iets nieerrAn. T,X
te zeggen, en eene opz?tlyke verkharing te geeven van de Tecldetlen on-cii I.XI.
zer Rivier-Kreeften; om nu deze beloite te vervullen, zullen wy Vüoreeril
de Figiiuren van Tab. LX. ecns bcrchouwcn. De 23 is Fig. ilelt ons d-í '3»
Ballen, benevens de daarnude verknochte Zaudvaten, voor oogen, zo als ik
dezelven, op rayne oiiderzoeking, by de Mannetjes, in de maanden Becemhsr
en Jmuary , menigwerf bevonden , en met alle voorzichtlgheid van dea
Kreeft afgezonderd hebbe. Dat de Zaadvaten liier niet nieer in hunne tiaruurlyke
ligging voorkomen, en aan 'c achterlle deel iets van elkander peroo^ea
zyn, zal een iegelyk ligt opmerken, die de pJe Fig. van Tab. LViü. mec
aandjcht befehouwd heeft; alwaar deze Vaten, benevens de Ballen, in hunna
natuurlyke ligging, d; eerften djor ii. en de laatften door gg. ,.aangeduid worden.
Deze Ballen beflaan eigenlyk uit een (luk, fchoon ze eene gedaante heb^
ben, als bellonden zy uit drie aan elkander verknochte (tukken De beide
bovendeelen, op cnze Tab. LX., in de 23«= iig., met aa. getekend, zvn/-«/.^«..
elkander m grootte gelyk; zo als wy ze reets op Tab. LVlll. in da 9 !>-• i'Voby
gg. gezien hebben. Doch de derde, naar benedcn liggende, door de
Letter b. aangeweezen, welke in de voor;emelde Fig. düor 't hart en dei„,. b.
zaadvaten bedekt wordt, en met de voorigen t' zamcnhargr, is grooter en
langer dan de anderen. Gelyk ze alle drie eene witgeelachtigc koleSr hebben
zo zyn ze ook ten aanzien himner bertaanlykheid, van ecnerleie liofFe: cn
hebben pene effen, maar eene o,igelyke en ruwe oppervlakte; ook zvn ze,
b o i r i w Z j ' T zelfltandigheid, veel digter dan het hart. Achter de
hun bcgin. Ze zyn daar ter piaatze zo dun en teder, dat ze li.nivk
afgebroken können worden. Kort daarop worden ze dikkeT- en zy°bchouden
dan vervolgena die dikce tot aan het einde toe , alwaar ze'een