i s ß u a i p i ; ..JJJi^M
I I
>
V
rlPifi'S'iiiilk
V
.iiiilil!
1 »
S;:;:9S|
44B H I S T O R I E' der
v Ä v m " ' " '''^l' g'^'^^^lif ^y"' a's de eerften. Naderhand waagde ik liet 00k met
tot Po l y p e n , om den ftaart te klooven, en zulks gelukte iny van's m.
LXXXIll'yl^^ in zo verre, dat ik het vergenoegen hadde van aan eenen myner voornaamile
Begunlligers en Vrienden, onder andere Monllers en door konlf
gemaakte Polypen, 'er 00k een te vertoonen, die acht koppen, 22 armen
I m . c.c.en twee ftaarten had*, gelyk in de 5de Fig. by e. e. te zien is. . '
- • , §• =5.
• De Heer Trembky hccft, door diergdyke en herhaalde infnydingen, oofc 8 koppen aan
eenen Polyp gemaalit, en geaien, dat deze Hydra mct alle haare koppen te gelyk at. Een
anderen, dien hy, op gclyke wyze, Zeven koppen had gegeeven, fneed hy alle de kopptn
a f , eu befpeurde 'er, na eenige dagen. een even zo grooten wonder aan. als de Fabel van
de Leniifdc Sltifige cpgeeic; want de oiithoofde Polyp kreeg weder Zeven nieime koppln,
c n . Indien hy de afihydiog vervolgd had, zou hy waarichynlyk weder anderen in ¡je
• plaats gekreegen hebben. Doch hier gebeurde nog meer, dan de Fabel opgeeft: want hy zag,
uit de Zeven atgefneedcn koppen dezer Hydra, weder zeven volledige Polypen voortkomen,
en hei ftond am hem, of hy van dezen weder Zeven nieuwe Hydraas maaken wilde.
„ Z u l k e Wonden,, zegt de Heer Pallor Geeze, in zyne Hoogduitfche overzetting van de
Trembleyfche Hiftorie der Polypen, pag. 343. met recht, „zou het vernuft voor avontuur.
„ lyke vertelzcls der Tovergodinneu, en voor Tovery zelve houden, Indien ze zieh niet Ja.
„ g e l y k s , als wezenlyke gebeurtcniflen, voor de oogen des Proefneemers vertoonden. Ik
„verwonder my niet zo zeer over de hereeniging zelve, welke op ieder fnede, op ieder
„ w o n d e , in jeder vezeltje Voigt i als wel over de onttttfpreekelyke vermenigvuldiging. by deze
„veranderingen. Wat Natuuroiiderzoeker toeh zal het getal der geitaken de verfcheidenhcid
„ d e r iVlonfters en Hydraas bepaalen, welken hy zieh door zyne Hand en Meflen verfchaf*
„ f e n kan? Dit verdiende eene byzondere Fergel-iking. by v/eikc tretftnde Aanmerkingen te
„maaken waren. 'Er was eece gantlche eigen Hifiorie van te fchryveni doch dezelvc zou
• „door de hariTenen van een Bonnet opgefleld njoeten worden^»
Baker heeft ettelykc Polypen in de lengte doorgefneeden, zonder den kop te ^lyten, andc.
ren heeft iw kop en lyf, zonder den ftaart te verdeelen door gefiieeden, en wederom
anderen heeft hy den halven ilaart verdeeld. heeft hy ook in eenigen overdv/ats gefnee*
den, zonder dezelven geheel door te ihyden. In zommigen heefi: hy eene fchuinfe fnede getiaani
e'en heeft hy 'er van den kop tot aan den ftaart gefpleeten, en het flaartihik gantfdi
w e g gefneeden, enz. Xie EJfai fiir l' Htßoire naturelle du Polype, pag. 223 -24.3. De Heer
•Tremhiey heeft Polypen in de lengte, van 't eene einde rot aan 't ander, opgeipleeteni en
de van elkander gefpleeten en uitgelpreide Polypeohuid vervolgens. met de Schaar, allerwege
zodanig ingeknipt, dat de ftiikken alomtne als läppen hingen," en menigmaalen zag hy,
dat 'er uit icder dezer kleine Hoofdftiikjes, die Hechts nog aan eene zyde vafthingen, weder
of een kop of een ilaart groeide. De Heer Do£t. Schäfer heeft dit niet, maar wel, 't
gene de Heer Trembley nooit zag, waargenomen. In de Verhandeling der jirmpolypenpo^.
'60. zegt hy: „Byaldien men eenen Polyp ee'ne of meer dwarsfneden toebrenge, doch in-
..diervoegen, dat 'er geen fnede geheel doorgaa, zo dat de ftukken.nog met zekere
„dceltjes aan elkander blyven hangeni dan fchynt de Polyp deze ibort van inihyding byni
„ n i e t te achteni want de fneden zyn binnen weinig uuren weder zodanig geaeezer, dat
„ m e n 'er geen het minile merkteken van ziefl könne.,, Jk zal deze Aanmerking met eene
invallende gedachte beiluiten.
Let viel op V geen ge <
Zo groof in den Polyp ah in 1
zeg: is niet OHze God
'en Behemoth!
Ii l^EEMAWff.
Z O E T - W A T E R - P O L Y P E N . 44?
Bv alle deze onderfcheiden proefneemingen kon het niet miflen, of ikmoeft lAB.
m en dan zoramige Polypen wel eens eenige Armen mede aflhyden. In t be-'-'^^^vin
ein eaf ik 'er geen acht op; maar tocn ik eens, by geval, ein dezer ArmenLxxxilt
me: een Polyp in een byzonder glas gedaan had, en denzelven vervolgens uitab.
't ooe kreeg, begon ik 'er wat naauwkeuriger op te leiten. Ik zag naamlykLXXXir,
aat die Arm, met het eene einde op den bodem van 't glas vallzittendehet
andere einde om hoog had, derwyze, als de 1«= Hg. dezer Tab. vertoont;^^,
jlwaar by b. het dünne, en by a. het dikke einde van den Arm, waarmede • ' '
ta aan den kop gezetcn heeft, te zien Ik befchouwde dezen Arm een
tjdiang met opmerking, en zag ten laatfte, dat hy, dewyl hy zieh verfcheiäen
maalen intoog en weder uitllrekte, niet zonder alle beweeging was.
Naauvvlyks had ik zulks waargenomen, of ik fneed nog vericheiden Armen
van myne Polypen af, en deed ze in byzondere glazen; befchouwende dezelven
met alle mogelyke oplettendheid. Daarop zag ik eindelyk, dat ook uit deze
Armen nieuwe en volmaakte Polypen gebooren wierden; alhoewel dit wat
langkzaam in zyn werk ginge, en 'er onder de 10 Armen naauwlyks ein op
die wyze veranderde. Dit zal mogelyk de oorzaak zyn, dat de Heer TREMBLEY
'er zo gelukkig niet in geweell is. Hy zegt altans in zyne IVi>e Mem.
M". 235.: „ Ik hebbe ook eenige Annen afgezonderd, en 'er naauwkeurig op
„ f f i l e t , om te zien, of ze insgelyks in Polypen zouden veranderen. Doch de
|,proeve is niet gelukt. Ondertuffchen wil ik niet beweeren, dat zulks onmo-
»lyk zy-» ^ ^
Votgens myne ontdekkingen kan ik in tegendeel als zeker beweeren, dat
het mogelyk zy. De Armen, die in Polypen veranderden, waren niet alleen
onriilliger, dan de overigen, maar ze kreegen ook van tyd tot tyd eene andere
gellake; doordien ze nu inkrompen, dan zieh uitllrektcn; terwyl ze zieh,
gelyk die • in de i^e Fig.^ met het eene einde valhetten, en 't andere om
hoog hieven. Het eerflgemelde deeden zy op den eerllcn, en het andere op
dentweeden dag; wanneer men rhede reets befpeuren kon, dat hy niet alleen
dikker, en ter plaaize, daar de kop zou komen, kolfachtiger wierd, maar dat.
ook het inwendig kanaal eenigzins oranjegeel begon te worden, üp den derden
dag was dit alles nog duidelyker te zien; en dan kwamen ook aan het
dlkke deel, rondsom, drie of vier wratjes tevoorfchyn, welken de voorboden
van toekomende Armen waren. Op zulk een tyd had de nieuwe Polyp de gedaante
van de ade Fig.; daar de kop met zyne drie wratten door a. en de
toekomende ftaart door h. aangeweezen worden. Op den Vierden dag begon
deze Polyp zyne Armen al min of meer uit te fteeken; en als 'er eenige beweeging
aan 't glas of in 't water gefchiedde, trok hy niet alleen de Armen,
maar ook het gantfche Lichaam ten eerften in; waar door hy de gedaante van
Zü Beel idä Stuk. Mm n i de
i t :