V E R V O L G VAM DE B E S C H R Y V I N G
Täb 1.1Yworden, om myti onvolmaakt Bericht, door hunne onderzoeking, te volmaa-.
en LV. k^ij; iiet welk my ren hoogilcn aangenaam zou weezen.
Voor en aleer ilc echter tot de befchryving der Kreeften zelven overgaa, zal ifc
iets melden, van hun vcrblyf,van hun voedzel,cn van de nianier,om dezelven te
vangcn. Onze Kreefien woonen voomaanilyk in Rivieren en Bceken. Zy onthouden
zieh des Winters meeiial in de holen, aan de oevers, en onder 'c
oude Hout, dat in en by 't water flaat: doch des Zomers, en vooral by
Zeel weer, zwerven zy, zo wel by dag als by nacht, bcftendig in 't water
rond, om hun voedzel te zoeken. Het zclve beibat inzonderheid in andere
Dieren; des onze Kreeft niet zo zeer een Roofvilch, gelyk zommigen hem
noemen, als wel veel meer een Roof-Infeft zy; dat zieh gemeenlyk in 't
water onthoudt. En fchoon hy ook, als boven gezegd is, een tydlang buiten
't water könne leeven, zo is dat echter van geen langen duur, byaldien men
hem niet vlytig voert. • In 't water valt hy niet alleen op het aas van een
V i f c b , of van een anders buiten 't water leevend Dier; maar de MoiTelen en
Waterflakken, wanneer hy dezelven buiten den fchulp of het huisje betrappeti
kan, benevens de Kikvorfchen, zyn ook lekkere beetjes voor hem. Verdet
komt het my gantfch ongeloovelyk voor, dat hy zieh buiten 't water ook
nict Gras, Sprinkhaanen en Krekels geneeren zou, gelyk zommigen fchryveni
Hy verlaat toch uit en voor zichzelven het water niet ligt, en is nog minder
in (laat om Infeften te vangen: maar geeft men hem geele Raapen, Vlierbeflen,
en andere vruchten, ook Melk en Zemels te eeten, zo laat hy zieh
niet lang noodigen.
§. 6.
Wanneer men Kreeften vangen wil, kan men zieh, behalve dat ze in 'c
Najaar, in den Winter, cn in 'c Voorjaar, met de banden uit de holen gehaald
können worden, daartoe bedienen van Fuiken, in welken men de
Kreeften door 't een of ander Aas lokt; of ook van een uitgefpannen Warnet,
dat met ftokken in den grond vallgeftoken wordt. Vermits ook de Kreeften
des nachts gaerne naar den oever wandelen, inzonderheid wanneer men hen
met eene brandende Fakkel nadert, zo zyn ze op deze wyze mede gemaklyk
met de banden te vangen. Doch onder alle de manieren van Kreeftenvangen
heeft my die gene, welke ik in Saxen gezien hebbe, het allermeefl: behaagd;
men gaat 'er aldus te werk. Men laat, van dünne yzeren roeden, verfcheiden
Ringen maakcn, die omtrent ¿en voet middellyns hebben; aan deze Ringen
•wordt een ftuk van een Net indiervoege vaflgemaakt, dat het een niet al te
diepen zak formeere; dwars door 't midden van ieder Ring loopt een ftuk
van een doorgefplceten Rys, dat aan beide zyden vail gebenden is; aan den
Ring
' D E R O V E R I G E N INS^ECTEN; 471
Rin»- zelven worden drie einücn tatnelyk flrcrk bindtouw, Ieder van 2 voeten lang.Tab UV
op mlk eene wyze gehecht, dat'er de Ring als eenc Weegfchaale aan.iange;
van boven worden deze drie touvven te zainen gebenden, aan een enkel louw,
het welk men korter of langer maakt, naar maace de rivier, sv-iarin de Krceftenvangft
gelchieden zai, diep of ondiep zy; en dan wordt ditSchepnet, met
dat touvv, aan een ftevigeii llok valtgemaakt. Wanneer mon zieh n j van die
Schepnct bedienen wille, hecht men alvoorens, aan het door 't midden van
den ring loopende dwarshoiit, een gevilden Kikvorlch,' doch deze mojt een
bruine Graskikker zyn, dewyl de Kreefien geen andere ibort vaii Kikkcrs
aanvallen; en daar op laat men 't Schepnct in 't water neder zakken ter
piaatze, daar men denkt, dat zieh de mecfte Kreeften -bevinden. Indien dii zo
i s , valL'n de Kreefien terftond op het Aas; cn als het Schepnct dan opgctoogen
wordt, zyn 'er zomtyds twee, drie of vier Kreeften in; maar als men het
langer, dan omtrent duizend tcllens, in 't water laat, is de KikvorPch verteerd,
de Kreefien zyn weg, en 't Net is ledig. Byaldien men nu verfcheidLn
van deze Schepnetjes te gelyk gebruikt, gaat de Vangfl des te gezwinder
v o o r t ; en het eerte zal gemeenlyk, als het iaatfte in 't water gezet is, niet
Zonder vrucht weder opgebaald können worden. Ten tyde van den Tarwen -
bloei zyn de Kreeften het vinnigHe op het Aas; en als 'er ten dien tyde eene
Donderbui aan de lucht is, by welke gelegenheid zy hunne holen verbaten,
kan men op die wyze, in weinig uuren, eene ryke vangfl: doen. Ik heb zclve
gezien, dat 'er in zulk een tydj in eene kleine Beek, drie of vier Schok,
( e e n Schok is een getal van 60, ) gevangen wierden. Of nu voor 't overige
de Kreeften ook door zekere Mu?iek uit hunne holen te lokken, en te vangen
zyn, dan of zulks alleen met die van Clupflrom, in 't Hertogdom Crain,
gefchieden könne, zo als in de Breslaufche (^erzameüngen (in de twaalfde
Proeve, pag. 576.) gezegd wordt, laate ik anderen verder oiiderzoeken; om
nu voorts een begin te maakcn van de nadere befchryving onzer Rivier-
Kreeften.
s . r-
W y zien twee hunner op Tah. LIV. cn LV. afgebeeld; i vertoon:!.
het Mannetje, en Fig. 2. het Wyfje, zo als ze van de bovenviakte te zicn^"
zyn. Ik hebbe dezelven, fchoon 'er ook wel grootcr gevonden worden, voorgefteld
in die grootte, welke zy gemeenlyk hebben; doch de roode koleur is
hunne natuurlyke koleur niet. 'tr worden by ons in de Becken geen roode
Kreeften gevonden, zo als by Ölten., in 't Canton Solothurn, in den Dinner.,
welken aan de gekookten gelyk zyn; (zie G. J. IVagneri Hißeria naturaHt
Helvetiis, pag. 222.) maar ik hebbe dezelven hier afgebeeM, zo als zo 'er
uitzien, wanneer zy ter Tafel konien. In beide de Figuure» beipeurt men den
uitgebreidcn ftaart, welketi ik dus getekend hebbe; opdat men alles des te
duidelyker zien könne; waarby ik echter erinneren muete, dat, wanneer gekook