53+ H I S T O R I E
T«B.
XCUI.
met het grondfop uit de grootc
Heine Watervlooa intlokten; welken ik,
glazen, in 't glas deed, waarin ik de voorgemelde ftukken bewaarde,le.
Doch
ik kon dezelvcn niet langer dan vier weeken waarneemen; ter oorzaake dat
andere noodiger bezigheden my daarin verliinderden. Ondermflcheii nam ilc
deze proef niet fiechcs met dier Slangetjes, maar, te meer dewyl ilt 'er
geen gebrek aan had, mec nog vcelen van dezelven; die, doorgefneedeii
zynde, insgelyks in *t leven bleeven. Maar, als ik ze in meer ftukken fneed,
was iiet mis; dan gingen zy tot niet, gelyk die genen, welken ik in de lengte
opfpouwde, met oogmerk om te zien, of zy meer koppen en ilaarten zoadea
kry^cn.
Of nu deze Slangetjes zieh ook van zelven verdeelen, en hun geOacht
derwyze vermeerderen, dan of zulks door middcl van paaring gefchiede, dit
hebbe ik, in weerwil van alle myne aaiigewende raoeite, nooit können ontdekken;
zelfs niet, fchoon ik onder de grooten en volwailen dikwyls veele
kleinen of jotigen zage ; ja ook gezien iiebbe, dat de öuden indiervoege^lnet
elkanderen vereenigd waren, en zo lang aan elkander bleeven hangen, dai
het ontwylFdbaar eene paaring fchecne te zjn.
§• 2!.
Behahe dit, is 'er nog « n ander Slangetje op onze Tah. XCIII. afgebeeW,
.<!at ik den naam geeve van
Jiet dunm WATERSLAKTGETJE , met twee Gaffelfptzen.
Deze foort is, niet alleen van de voorgaande, maar ook van 't Merkuurflangetje
onderfcheiden; fchoon het aan dit laatile, in den eerllen opflag, zo
volkomen gelyke, dat ik het aanvangklyk voor 'tzelvename; te meer, dewyl
ik het even zo zelden, als het ander, aan de wortelen der Waterlinzen vond.
Maar dit verblyf aan diergelyke wortelen was de oorzaak, dat ik hetzelve
nader leerde kennen. Wact daar het Merkuurllangetje, wanneer ik het van
den wortel losmaakte, geen vermögen had, om zieh, door zwemmen, eiders
hecn te begeeven, daar verliet dit integendeel terftond den wortel, waaraan
het zat, zodra als ik het maar even aanraakte, en zwom al flingerende weg.
Dit gaf my aanleiding, om het naauwkeuriger te befchouwen, en by. die
gelegenheid befpeurde ik coli een wezenlyk verfchil luiTchen beiden die
Slangetjes.
»3- In
Z O E T - W A T E R - P 0 L Y P E N.
23-
S3S
Tic.
XC!I.'.
ÏUF
S. i-
In de 8fle Fig. dezer voornoemde Tah. zien wy dit• Slangetje, in zyne
natuurlyke grootte; en deszclfs lengte is zelden boven dric Vierde van een
duim: doch verniits wy in die grootte het eigenlyke maakzel van 't zelvc niet
raauvirkem-ig genoeg können onderfcheiden, zullen wy de pde Fig., die, ge
lyk de anderen, by vergrooting is afgebeeld, nader befchouwen. Wanneer
wy den kop en flaart uitzonderen, is dit Slangetje voor 't overige overal
genoegzaam even dik. Dit even dikke deel is aan beide de zyden met eene
rei tedere hairtjes bezet; van welken 'er gcmeenlyk twee by elkander - Haan;
en ieder paar bevindt zieh op een gelyken aflland van elkander. De koleur
van dit Slangetje is wel geel, maar het is teffens zo doorfchynend, dat mcn
de ingewanden diiidelyk könne zien. Dezen zyn, gelyk die van 't Merkuurllangetje,
van 't begin tot aan 't einde als omgewonden, of bandachtig; zy
hebben ook eene diergelyke bruine koleur; doch de Darm wordt naar achteren
allengskens bleeker; en de gezamenlyke ingewanden zyn iets fmallcr;
ook is de omwinding wat wydlufdger, Aan den kop van dit Slangetje kan
men noch oogen, noch vreetwrat ontdekken ; zo als'er aan 't Merkuurllangetje
zyn; doch, in plaats van dien wrat, ziet men, in 't midden der ondervlakte
van den kop, by g. eene overdwars loopende diepe inkerving, gelyk in de
9de, loäe en lade Fig. te zien is. Het merkwaardigfle keiitcken van dit
Slangetje is], byzonder aan 't einde van den ftaart, te vinden : want aldaar is 't
met twee gaffelfpitzen voorzien, die uit loutere korrels te zamen geileld
fchynen; ftaande aan een dik kolfachtig deel dat teffens, met de fpitzen,
gefpikkeld wit van koleur, en van onderen zodaniger wyze ingekorven is,
als of het uitgekapt wäre. Deze inkervingen zyn daarbenevens in zo verre
verdubbeld, dat 'er eene ij>]eet of opening tuilchen dezelven zy, tot uidoozing
der vuiligheid. Het Slangetje kan die beide fpitzen naar believen verlangen
en verkorten, rechtuitileeken of krommen, en ook meer of minder van
elkander verwyderen.
MDat
dit Slangetje eene aangenaame fpyze voor de Polypen zy, hebbe ik
Leti. g.
Fis- s.
io en : 2.
Ut!, b.
raeer dan eens befpeurd ; dan waar het voedzel van 't Slangetje zelve in beflaa,
zulks is my tot nog tce onbekend gebleeven; zo v/el als de wyze van deszelfs
voortteeling, fchoon ik ze meer dan eens aan elkander hebbe zien
hangen. Wanneer dit gefchiedde, vertoonden zy Hechts één enkel Slangetje,
gelyk aan de lode en iiäe Fig. te zien is. Toen ik dit voor de cerilemaal f'if. lo.
zag, meende ik, dat ik een Slangetje van eene buitengewoone lengte ontdekt '
had; dan zo dra ik het maar even aanraakte, fcheidden zy van elkander, en
ikzagmyin mynemeeningbedroogen. Met deze vereeniging was het dus geileld;
het Slangetje Fig. ii. had zyuen kojp g. tot over de helft in bet kolfachtig i"' -
•r-H :
•ï'^^llii' Il
i i - p