ili|i|
h ' ' i í l í t í ' H ' '
.-Ii: • ,, .''Si-!!; •
b á i '
' I
4SÖ H I S T O R I E
L i x w iH gevonden groenen Polyp op die wyze in bewaariiiir
" a gebragt lud, was mync eerlle Zorge, ora hem zyn behoorlyk voedzel te ver-
Lxxxix. fchaUcn; hct welk des te iioodiger was, gemerkt ik met denzelven, tcr oorzaake
van zyne geringe grootte, nog geene proeven in 't werk konde Hellen:
dan myne voorzorge was vergcefsch , en de ecrile vreugde Over het viiideii
van denzelven , ging tot water : want toen ik des anderen daags naar hem
z a g , was hy rects verdvvcenen. Echter vertrooilte ik my, by dit verlies, met
de hoop , dat ik 'er misfchicn wcl nieer zou vinden in 't water van den Vyver,
•waartiit die genen , onder welken hy geweeil was, gehaald waren. Maar ilt
beyverde niy daar omtrent wcl acht dagcn vriichteloos; en toen ik'er, na ver-
!oop van dien tyd, wcderom twee magtig wierd , was ik 'er, niet geliikkiger
mede, dan met den ecrften ; aangezien zy van 's gelyken vericoren gingen. In
plaats nu van, by diergelyke tegenipoeden , den nioed te verliezen, wierd niyii
verlangen , om dezc groene Polypen nider te leeren kennen , grooter dan 't
vergenoegen, dat ik by de eerlle ontdekking ondervonden had ; en in 't einde
van Juguflus, gelyk ook in 't begin van September , vermeerderdc de hoop,
dac ik myne begeerte wel haail zou können voldocn. Ik zag ze niet aiieen
mcnigvuldiger , maar ik bragt 'er ook op zommige dagen wel 20 te zainen;
die zo wel grooter waren, als langer leefden ; en waar onder eenigen rectä
een Jong droegen.
Myn bevoorens gezegde, datik, naaralyk, in 't begin van den Ilerffl deze
Polypen in een grooter aantal gevonden hebbe, dan voor dien tyd, beveftigt myne
nieermaals aangehaalde meening , dat alle- de niy bekende Arm - Polypen zieh
r i e t zo fterk vernieerderen in de warme Zomer-maanden , als in den Herfll;
en dat ze ook uit dien hoofde , van dezen tyd af tot aan ^prl / toe, veelvuldiger
te vinden zyn ; overecnkomilig hier niede kon ik , in deze maand , in
den Jaare 1754 , geene of weinige diergelyke groene Polypen raeer vinden,
en die geenen, welken ik nog vond , waren flegts van eene geringe grootce.
Daarenboven hebbe ik deze Polypen , in onze Landllreek , allcen in twee
wateren gevonden , te weeten in den zo genoemden Contumacegarten en in de
DuHenau ; het welk ik, ten dienfte myner Landgenooten, hier by voege. In
't laatft van September, en in Oäoher, waren deze groene Polypen,"in die
wateren , zo menigviildig , dat ik 'er zomwylen , uit eenen Emmer vol walers
, raeer dan honderd, op einen dag, verzamelen kon. Hier by hebbe ik
tcffens opgemerkt, dat ik deze Polypen , wannecr ze niet fpoedig zouden fterven
, in geen ander water moeft doen , dan in 't gene , waarin ze gewonnen
£n geboorcn waren. Dit was de oorzaak geweefl, dat ze in 'c eeril zo fpoei
i g liierven ; doordien zy , gelyk ik naderhand befpeurde , in ander water
ko-
Z O E T - W A T E R - P O L Y P E N . . 4 8 7
iiomende, terHond te zamen krompcn , in de gedaante van een roiiJ kcgeltje. TAU.
c'ii na eenige dagen in Ilyui verteerden. Lxxxyii!.
LXXXIX.-
s- 4.
De laatllen dezer groene Polypen , die ik , in de beide genoemde Herffiniaanden
, by honderden kreeg , Icheenen ook reecs hunne volkomen grootte
crlingd te hebben ; dewyl ze niet alleen inderdaad veel grooter waren , dan
die geenen , welken ik in Juguflus gevonden had , raaar nadien 'er ook onder
waren , welken twee of drie Jongen droegen. Dezen waren van onderfcheiden
grootte ; zy hingen echter niet , gelyk die van de brnine foorc, op
ééne plaats te zamen , maar men zag ze hier cn daar verfpreid ; doch zeer
vreinigen dezer Polypen hadden mecr dan drie Jongen. Hunne groene koleur
betreifcnde ; dezelvc is hun zo eigen , dat zy die tot in den dood behonden;
het onderfcheid hier by is alleen, dat eenigen icts geelachtig-groen , anderen
nieer blaauwachtig- groen zyn; en dezc groene koleur verändert insgelyks zo
weinig aan de armen, dat dezelven, hoc lang de Polypen die ook uitilrekken,
altoos meer groen , dan witachtig , blyven; en, wanncer ze te zamen getoogca
zyn , hebben zc volkomen de koleur van 't lyi.
Laat ons nu deeze Polypen , volgens Tab. LXXXVII! en LXXXIX, waarop
ze, zo wel in hunne natnnrlyke grootte, als by vergrooting , afgebeeld zyn
wat nader befchouwcn ; by welke belchouwing ik hunne overige Eigcnfchappen
niet zal vergeeten. De ecrften dezer Polypen, welken ik, in de maand
Augußus, gevonden had, waren die van Lett. c, cl. op Tab. LXXXVIII. xab.
gelyk. In 't begin waren zy zeer onruftig , en vörmden , zo wel door de uit- Lxxxvnf.
Ih'ekking hunner lyven , als die der armen, verfcheiden gcdaanten; hoewcl zy^^^'^^'^'
toen de armen niet langer uitftrekten dan 't lyf was, gelyk de beide eerile Figuuren
van a , en vertoonen; zomtyds trokken zy dezelven zodanig binnenwaarts,
dat 'er niets van te zien wäre , als in Fig. c, cn blykt; doch die
laatfte gefchiedde veelal, en meeft, als 'er in 't glas, waarin zy waren, eenig
water , dae hun te koud was, gegooten wierd ; en daarop veranderdcn zy eindelyk,
na dat ze een tydlang in die gedaante gebleeven waren, als gezegd is, in
kleine kogeltjes, die men naauwiyks met het bloote oog belpeuren kon ea
ze gingen vervolgens geheel te niet.
S- 6-
D e andere Polypen , die ik' in September vond , hadden de gedaante
van de Figuuren Lett. e. en f. Zy kwamen my terftond veel volkomener
voor dan de eerfte, en zommigen hadden een Jong, gelyk die van Lett. c.en/.
Aan
•Mi:
. M . ' f , ,