T.ir.. CI.
H I S T O R I E D E II
Het zogeuaamde KO G E L D I E R .
' 1
• 1
1
I i i
De Heer BAKCR Vieeft Iiec al befchreeven*, cn zyne woorden luideti aldus!
Folgens ds gedaante fchynt hct een volkomen Kogel te zyn, nademaal men
'er noch kop, noch flaart, noch vlosvederen aan ontdekken kan. Het heiveegt
zieh naar alle kanten^ zo voor'jjaarts ah acbterwaarts., en zo ovef
als onder zieh: 00k kan het als een kogel voortrollen, en zieh als een Werve!
ronddraaien, of in de lengte, zonder zieh te draaien, Doortfehieten. Zomtyds
is V langkzaam, zomtyds fnel in zyne beweeging; enalshetwil, kan
het zieh zeer vaardig rond draaien, gelyk een Rad om zyn as, zonder van
zyne plaats te komen. Het licbaam is eenemaal doorziehtig, uitgenomen
ter piaatze daar in de Afheelding de ronde zviarte vlakken te zien zyn.
Zonmigen hehben 6 of j zodanige vlakken., anderen i, 2, 3, 4 0/ s , ««
wederom anderen in 't geheel geenen. Deze vlakken zyn vermoedelyk
Eieren of Jongen; dan dewyl ik de Diertjes flecbts een körten tyd had, zo
kon ik 'er, raakende deze omßandigheid, geen zekerbeid vän bekomen.
De oppervlakte van 't licbaam fchynt aan zommigen overal met punteit
iedekf, aan anderen is 't als Chagrynher gekorreld-, doch over 't algemeen
fchynen zy rondsom met dünne, körte, heweegelyke hairtjes of bor fielt jes
bezet; en het is zeer waarfchynlyk, dat ze, door middel van deze werktuigen,
die hun tot vlosvederen dienen, alle hunne bevieegingen mlbrengen.
§. II.
Die Dier nu hebbe ik insgdyks, in 't Voorjaar, veelviildig en op onderfcheiüen
"roocte, gevondcn in ccn diergeljk ililflaand water, 't welk zynen
tocvoer lieeft uit onzen Pegiiiisvloed, en waarin ik gewoon was de Armpolypen
te zoeken. Op zekeren tyd liet ik iets van dat water den nacht over
ttaan, zonder hetzelve naauwkeuvig te bezichtigen; en toen ik zulks des anderen
daaíís ondernain, kreeg ik terilond veele kleine ronde kogeltjes in 't 00g;
welken zieh, nu gezwind, dan langkzaani, na links, dan rechts, nu voor
Over, dan achter over, door 't water wentelden, en, even als de ftofdeelen
van een onzuiver water, dat beroerd wordt, door elkander zweefden. Dan,
dewyl myn water niet alleen den gantfchen nacht ffil gefaan had, maar 00k
r o ^ in geene beweeging gebragt was, kon ik natuurlykerwyze niet anders
denken, dan dat deze kleine ronde lichaanitjes tot de leevende Schepzelen
moeften behooreT). De kfeinllen derzelven, welken ik met het bloote opg
zien en onderfcheideri kon, hadden naauwlyks de gi-ootte van de lüe/ig. op
Tab,
• Jic dcsirifs Evi{lfs;r,ent for tbi Mikroxope, pag. 3aa.
HISTORIAE FÖZYPÖRÜM.
' Í
-H,