Z O E T - VV A T E R - P O L Y P E N, 553 kl
h
Schepzelen te onderzoeken; waar over de Vooirede van den Heer de Re-Tai.
aumur, voor het Zesde Deel zyner Mémoires pour femir à VHißoire
InfeSks, nageleezen kan worden. Inzonderheid heeft de Hcer B o n n e t vyfderleie
Wormen gevoiiden, welken, deze eigenfchap bebben, en zyne daar
raede ondemomen Proeven omflandig befchreeven. Zie deszelfs Traité d'Injiäologie;
ou Ohfervations fur quelijues especes de Vers i eau douce, qui,
coupés far morceaux, deviennent autant d" Animaux complets. Par M.
C h a r l e s Bo n h e t &C. IL Partie à Paris 1745. 12. En in dit geval
ben ik 00k zo gelukkig geweell, van drieërleie zodanige Wormen of Slangetjes
te ontdekken, die, gelyk in de Voorrede dezer Hiiîorie der Polypen gezegd
is, eveu als dezen, in ftukken gefneeden zynde, weder volmaakte Dienjes
worden. Nadien ik nu aldaar beloofde, myne gedaane Proeven mec dezeiven
te zullen befchryven, zo zal ik thans, na alles, wat ik zelf nopens, de Polypen
ondervonden hebbe, gemeld te hebben, deze myne belofce vervullen.
Terwyl ik den 9. July 1753. bezig vi'as met Polypen op re zoeken, wierd
ik, onder andere kleine Scbepzeltjes, die zieh in "t met Waterlinzen bedekte
water bevonden, 00k Sen klein teder Slangetje gewaar, dat zieh Om een
wortel der Waterlinzen gedingerd had, Aanvangklyk bezag ik hetzelve fiechts
ter loops; dan naderhand begon ik begeerig te worden, om te weiten, welke
beweeging dit diertje toch maaken zou, wanneer 't zieh van de eene plaats
naar de andere wilde begeeven, Ten dien einde zocht ik het van den wortel
der Waterlinze los te maalten, dan, toen ik zulks eindelyk met veel moeite
te wege gebragt had, viel het eensklaps, zonder de minlle beweeging te
maaken, ten bodem; alwaar zyn lyf nog eveneens gekronkeld bleef. Na dus
een tydlang doodftil gelegen te hebben, begon, het den kop zo lang gintsch
en weder te llingeren, tot dat het, in de nabyheid, weder een anderen wortel
eener Waterlinze bereikte; om welken het zieh terflond even zo omflingerde,
als het om den voorigen gezeten had. Overmits dit nu aan myn oogmerk
niet bcantwoordde, zo maakte ik het Slangetje andermaal van den wortel
los: maar, even min als het de eerftemaal zwemmen wilde, even weinig
zwom het nu; en even zo onbekwaam fcheen het ook om te kruipen, al
deede ik nog zo veel moeite om het daartoe te brengen. Middelervvyl kwam
dit kleine Schepzel my hoe langer hoe merkwaafdiger voor; des ik eindelyk
beiloote, hetzelve af te maalen, en den genegen Leezer op de XCIIHä Tab.
onder het 00g te brengen.
De 1 lie Fig. dezer Tab. vertoont ons by Lett. a. dit Slangetje in zynef,^.
mtuurlyke" grdotte ; zo als het gemeenlyk oia den viortel ecner Wateiliszeir/;, ».
Www s ge