5 6 8 H I S T O R I E
TAB. C l . zodr a de geboorce viin allen volbragc is: ten minfte ik hebbe alcoos daarna
uit hec 00g verlooren; zodac ik niec anders btiiluicon koiide, dan dat het verv
l o e i d e , oF coc vvaccr vergaan was. De Jongen worden vervolgens, binnen
acht dagen cyds, wederoin zo grooc, als het oude Kogeldier geweeli ia; dan
eer zulks gefchiede, ja zelfs wanneer ze nog in 's Moeders lichaain zicten,
ziec men reets andere Jongen in dezelven; en in dezen weder anderen, welken,
g s l y k door een Herker Vergrootglas te zien is, ook reecs hunne Jongen hebb
e n ; invoege dac, dienvolgende, zodanig een Oud en nog leevend Dier zyne
nakomeiingen toc in hec Vierde geilachc by zieh draage. Hoe ongelooveiylt
die möge ichynen, \ is nochcans eene zekere waarheid; vermits niecalleenik,
niaar ook vei-Icheiden andere perfoonen zulks by my gezien hebben: en even
z o kan een iegelyk, die mec VtTgi-oücgiazeii weec pm ce gaan, 'er zieh-
^eiv'cn gemaklyk van overcuigcn*.
J . 13. Die
• Nadien de Heer Rö/el zodanig cen Oud-Overgrootmoeder, by ¿c geboortc Iiaarer Kinds-
Kiiidskinderen. befpied heeft. zou hec zeer wel koncen iyrij dat anderen by uitllek bekwaime
cn fcberpzichtige Waarneemers, door nog mcer verbeterde Vcrgrootglaien. in
dczelve ook de Nakomelingfn tot in 'c vyfde en lesde geflacht ontdekten. En 't wäre te
wcnfchcn, dat zodanig een Waarneeraer zieh tociei om het gactichc Geboortebroedzel vaa
vier of vyf. of Zeven in 't b/zonder na le gian, en zo lang te bewaaicn, tot dat z«
weder, op de ontbijxhng van het jonger broedzel geßorven waren} op dat men dus ontdckken
konde» hoe lang het leven deier zeldzaame en vruchtbaare Dicrtjes duure> en hoe
veel tyds het een langer dan 't ander leevc- MiiTchicn kon zulk een Moederdier ook döor
cene behendige fnede gedwongen worden, cm voor den gewoonlyken tyd te baaren cn
men zou daar door veelligt ontdekkcn, of deze Kindeien, terllond mct de volftandige
Dracht hunner Moeder, tydig genoeg ter geboorte waren? "Wanneer het na eens, door
hcihaalde Waarnecmingen, volkomen buiten iwyffrl gclteld wierd, dat deze kogels geene
kooelvormige verzameling van Waterdiertjes, maar wczenlyk enkele, met eene talr>ke
mkomelinglchap van Kinderen, Kindskinderen, en Kinds-ICindskinderen, draagende Moederdicrcn
vvarenj zp zou een gewichtig bewys voor de ontwikkeling van het,door vecle
Vy-iiiceren aaiigenomen, voorlieen in weezen zynde Kiem of uitbottingsmiddel, der Menfchen
en Dicicn, zo wcl als der Planten, uit afteleiden zyn; inzonderheid, dewyl meh in
de Bollen der laatllen meer geflachren, en 'er in den Hyadnth wel tot -vier toe onderfcliciden
heefc Wyders zyn 'er, door den zo onvermoeiden als beroemden Heer Götze in
Qucdtinburg-y Kogeldieren ontdekt, die zieh, menignnaal tot 16 toe b-yeen zynde, in eene
^erl-antc gcßalte aan hem vertoonden. Z-ie deszelfs Hoogduitfche Overzetting van
verhändeling der Itifeiioloiie, mer eenige Byvoegzels. 80. Haile i77Z-m- Zl^- Gemeide
I-leer Gocze heefc het Röfellche Kogddier ook gencn, cn zegt. dat het zomwylen 30 of
i o ion-re Ko-^eldiercn in zieh hecft, die elk weder <5 of 8 anderen m zieh hebben} waar,
viit men de vruthibaarheid van een cnkel deier Diertjes Un opmaaken. De Kamerheer
Baron De^^cer, (waiit dus moet eigcnlyk de Geflachlnaam van dezen grooren en voornaan
en Natmirkcnner gefciireeven worden, (en niet de Geer, gelyk veelc Geleerd'-n, zo in
als buiten Duitlchland, vcrkeerd gedaan hebben,) heeft in.gelyks dit Kogeldier befchreeven.
iv her in dt-n iaaie 1761 uiteekomen 22' Deel der A^ Sivenska Wetemk. Acad. Handf/
H-cfi mic^gidcrs de Heer Ötio Fr. Maller, zcer voorbccldig en zamenilclkundig, in de
Uifi. fucc. vermium ^c. Hafn. mz- Kleemanw,
Z O E T . W A T E R - P O L y P E N.
D i t Kogeldier bcweegt zieh nict alleen op zodanige wyzen, als de UeerTAs. C[.
B A K E R en il; boven gemeld hebben, niaar het kan zieh o o k , naar. believen,
gemfl: en IIU houden. Volgens de waarneeming van den Heer ISAKER, ZOU
dit Kogeldier roiidsom raec körte, beweegelyke haireii, of borlielen, bezet
z y n , en hy denkt, dat het daardoor, als door Vlosvederen, zyne bcweegingefi
ten uitvoer brengt: maar ik hebbe diergelyke hairtjes of borfleltjes aan niyne
kogeldieren niet befpeurd, eii raeene dat de oorzaak hunner beweeginge in
;eheel iets anders gezogt moet worden. Ik houde iiaaralyk de tedere cn
loorzichtige Wratjes, waarmede het Dier bezet is, voor zo veele "holle pypjes,
w e l k e n dit Infefl naar zyn belieyen opent of (luit; en vei-raoede dat het daar
door het water of de lueht intrekken en weder uitbhazen kan. Gelyk men
nu , aap een zogenaamd Vuur-Rad, door de beide Brandpypen, zuik eene
b e w e e g i n g kan" geeven, dat het of J inks of rechts om zynen as draait; zo
kan ook dit Kogeldier, naar maate dat het op deze of geene zyde, één of
-meer kleine pypjes opent, en lucht of water uitfpuit, naar deze of geene
z y d e om zynen as draaien; zieh ook te gelyk voorover of achterover, naar
b ö v e n of naar onderen, beweegen; wanneer het, door de opening van mccr
p y p j e s , die een evenwydigen of een loodrechten ftand met den bodem van 't
glas,' waar in het zieh bevindt, hebben, zieh tevens beiirtswyze een voortduwenden
iloot vervvekt; door dit middel kan het dan ook in zyne beweeging
voortvaaren, zonder zieh om zynen as te draaien. Byaldien deze niyne onderil;
elling, nopens de oorzaak der beweeginge van dit Kogeldier, iemand
niet behaagt, en hy 'er my eene duidelyker en waarfchynlyker yerklaaring
van geeven kan, zal ik zulks met dankbaarheid ontvangen: want ik wilie niet
b e w e e r e n , dat deze beweeging ook niet nog op cene anders wyze volbragt
z o u können worden.
S. 14. • '
T e n tyde der ontdekkinge van dit Kogeldier, vond ik ook t]0g een ander
f o o r t g e l y k Inlecl, het welk dezelfde beweeging niaakt, en zieh op eene
g e l y k e wyze vermenigviildigtdoch het is meer Eirond dan kogelrond, en
o o k iets grooter: daar benevens heeft het eene fehoone Violetbiaauwe koleur,
w e l k e niet alleen in 't Roozenverwige valt, maar ook dikmaals de koleliren
van den Regenboog vertoont. Ik hebbe, in deze gelegenhcid, de bcfchryving
des Kogeldiers van den Heer BAKER aangehaald, op dat men my niet' befchuldig'en
könne, dat ik zyne uitvinding voor de "myne uugeeve; nadcmaal
h y niet alleen dit Kogeldier, maar ook verfcheiden van myne zogenaamde
Basterdpolypen befchreeven heeft; die wcl in zekere ilukken raet de mynen overe
e n k o m e n , niaar ook meer dan die Kogeldier van myne Basterdpolypen verfchillen.
En om die reden hebbe ik geene vcrgelyking tudchen beiden willen
Deel itis Ssuk. Dd d d ' ' maai
Í