460 H I S T O R I E
Tib. 00k betlaän ze aldaar lüt vcd grovcr c!i naby elkandcr zittende hddcre Itorreis.
Met lyf hceft, mec den vourigen Oranjc-gcclen, omtrcnt eonc en dezelfde
L x x w n . gelbl tc en gedaante; zynde allccnlyk daanioor van den anderen oiidcrfchciden
dac liet aehterdeel, of de rtaarc, incrkclyk ranker en diinncr is. Men zict dit
achcerdecl in onze Figuur van tüc d. alwaar hec 00k aan \ einde gcboo"-en
i s , cn mcc ccn klein gcdeelce aan den vvorccl van eenc Waterlinze valhk*.
D e s z c l f s koicur is 00k heldcrcr, d an die van 't overige gcdcelte van Lett. q
tot c.; nadcmaal die, bcnevcns de kop, buiccn de holdere bezooming, meer
d o n k e r - d a n beider - bruin zy; welke donker - brnine koleur echter menigraaal
v e r ä n d e r t ; wanc wanneer de Polyp lang honger geleeden heefc, of naby zyn
cindc gekomen is, wordt die kolcnr vcc-1 blecker. Het dikke lyf wordt dunner,
z o wel aan 't kopeinde, als aan den il-aart; hoewel niet op eenmaal, of in
diervoege dac 'er, by deophouding, eenig lid ce befpeuren zy^ maar't ncem:
on;'-emerkt af in dikte.
Behalve het reets geraelde, heefc onzc bruine Polyp alie dezelfde Eigenfchapp
e n , die men aan de oranjc - geele foort ontdekt. Hy kan op gelyke wyzc
door affliydingen vermeerderd worden; brengt zyne Jongen evcn zo voorc;
z o e k t zj'ne fpyze, vangt, cn verteert dezelve insgelyks op dezelfde manier; en
ais hy zich van de cene plaats naar de andei-c wil begeeven, gefchiedt zuiks
Hiede indiervocge, ais ik van de oranje-gcele foort bericht hebbe. Zo lang ais
deze foort n 14 haare armen kan uicíírekken, hct vvelk haar, ais gezegd is, boy
e n anderen cigcn is; zo kort kan ze dezelve ook weder intrekkcn. En, 't
geen opmerkelyk is, zy worden door de inrrekking niet dikker, geiyk die van
de oranje-gcele foort, maar fchynen veel ecr hiinne gevvoone dikte ce behouden;
en íhan dan, even ais dinine fpiczcn, rondsom den kop. Zie een voorbeeld
daarvan in de 4'-^« l!ig. onzer gcnoemde Tab. Voor 'c ovcrige vind: men
ook dezen Polyp in vcelcrhande geíhken; vvaarvan ik 'er bier allecnlyk vicr^
erloicn in hunne natum-lyke groocte afgebecid hebbe. De Fig, naamlyk vcr^
toonc 'er ecn, die zyne armen tamelyk wyd uiigebreid h Ps. I e e f t , cn het l y f r e e lK
ui: houdc. In de Fig. ziet men er een, wjens armen veel nicer ingetooíbori
zal doj orgaans aan jí dk
lobbel of wrong i
gCil
s waarmcde de Pol yp /ail :
igiins over 't achteilyf
my voor dat de Polyp zieh •
;n wil. Hy behoef: dezen klicrachtige
I op te tiekkenj dir doende zal hy,
am toe drukken, en zieh vaft zuig
e klecverige vochtigheid hebben; dan
wanncer men een Polyp op dc bloote hand
g nict zo zccr door die kleevcrigc vochigheid
gefchicdt, dat uok het gevoelcn is van dco
.een Staart-eindc
ntdekkcn, die eer
e j-yn, Het komt
ar hy zieh hecht
:ten, en inwendig
ran zelven rondic
en inwcncig vlak hoi fchvnt •
vnft zuigt, aan de plaats.'alw.
Jlcchts ergehs tcgca aan tc ze
de bekende Luchtsgellcltenis,
wyders bekend, dac de Polype
eclitcr, volgens het getuigenis
legC; en ccn weiiiig wryft» dai
a h wel door ecne aildere foort
Hccr Palbor Gccze.
Gallert, •
;t, eenc
1 lhat,
r niedc
I wrong
volgens
n. 't Is
fchyn:
K L E E IVI A N N.
Z O E T - W A T E R - P O L Y P E N
pen zyn, en wiens lyf ook korter is. In de gde en Fig.
afgebeeld, die elk een jong draagen, mcc a. en b. gecekend. Ai
¿¡6\
z y n 'er tweeTAB,
,n den eerfien
de Haart gantfch uitgerekt, en aan den anderen, in dc Vierde Fig., is de-i.xxxvii,
zclve bykans gehcel te zamen getrokken. Wyders hebbe ik, ten aanzien
lons:en aan deze Polypen, nog to melden, dat, fchoon 'erde tegenwoordigen^.^;^,
elk maar ¿6n hebben, ik 'er echter aan deze ibort veehiiaals a of 3, dochen b.
zelden meer, gezien hebbe; als mede dat ze niet altoos op dezelfde plaats
lloiiden, maar nu achter, dan voor, -en coli, wel in 't midden van 't lyf hingen.
§. 4.
Terwyl ik, in 't jaar 1753. met de waarneemingen dezer Polypen bezig
was, ontdekte ik, onder dezelven, eenige andere Polypen, die ook wel ecne
cven gelyke bruine koleur hadden, en hunne armen buitengemeen lang kon-
(Jcn uitHrekken; doch 'er echter, ten opzichte van 't Lyf eii de Jongen, van
onderlcheiden i'cheenen te zyn. Ik vond deze laatfte Polypen juift niet in grooten
getale; dan hier cn daar zag ik een enkelen onder de anderen. Het ondcrfcheid,
dat ik 'er aan befpeurde, maakte my zo nieuwsgierig, dat ik 'er
eenigen van verzanielde, om ze in een byzonder glas te doen, en dezelvea
wat naauwkeuriger te onderzoeken; maar ik was 'er dieftyds zo ongelukkig
mede, dat ik ze niet langer dan 5 of 6 dagcn in 't leven konde houden;
waarvan de oorzaak niy nochtans, ondanks alle nafpooring, verborgen bleef.
Om deze reden fpaarde ik geene moeite, maar zocht 'er meer te vcrzamelen;
doch het was my niet mooglyk om 'er een, laat Haan meer, tot aan de
raaand Oäober toe, te vinden. !n die zclfde maand echter kreeg ik 'er zo
vcclcn, dat het fcheene, als of ze my met duizenden toegezonden wierden.
llad ik nu reden my over de nienigte te verwonderen, ik had nog ruim zo
veel reden van verwondcring over eene andere ncvensgaande omftandighcid,
te weetco, dat ze buitengemeen veele jongen droegen. Ik nam toen een deel
van de Waterlinzen, die op het water dryven, waaraan ik deze Polypen in
ziilk eene groote menigte zag; cn deed hetzelve in ecn ander glas met water,
i t ik, vervolgens, met de Linzen omroerde. Na dat ik dit een uur in ruH
gclaaten had, ontdekte ik, in het weder beider geworden water, lontera
draadcn, als of ze door Spinnen in 't glas gefponnen waren; 't welk veroorzaakt
was, door de menigte van Polypen, die aan de Waterlinzen hingen.
Door het omroeren van 't water losgeraakt zynde, hadden zy zieh, het watcr
weder in ruft zynde, hier en daar aan 't glas vaftgezct; zo wel op den bodein,
als aan de zyden; en gemerkt zy nu ook hunne armen uitftrekten, zo
tragt dit te wege, dat 'er zo veele naar Spinzel gelykende draaden in 't glas
gezien wierden. Had ik, in 't eerfte geval, myne Polypen niet langer dan 5
of 6 dagen können behonden; nu ondervond ik het tcgendcel. Zy bleevcn,
van de raaand OBober af, tot aan Fehruary des jaars 1754., in 't leven; zelfs
vond ik ze, gedaurende dezen Winter, nog onder het Ys, hctwelk ik van de
N n n 3 ovQI
i i