• I a 1 i r i
r ••
2 0 B T - W A T ER-POLYPEN. 4<53
kop flechts vier armen had; fchoon 'er anders aan deze foort geraeenlyk 8 of^?®-,,^
en zointyds meer geteld worden. lx S V u
§. e.
Betreffende nu den aart der Voortteelinge dezer Polypen, turchen welke, eil
die van de voorige Tal^. LXXXIV-, men, als reets gezegd is, eenig onderfche.
id befpeurt; ik hebbe deswegens, in de 31!= §. pag. 461. geraeld, dat ik
aan de eerllen zelden raeer dan teil hooglle drie jongon bevonden liad; dejelven
zaten, gelyk aan de overige foorccn, nu hier dan daar, aan 'c lyf,
bebbende hunne koppen, cen opzichtc van den ouden Polyp, of om hoog
«lieven, of ter zyden rechtuic llaande; doch aan dezen vinden wy het iegendeel
Ik'hebbe, vooreerft, aan de tegenwoordige foorc nooit gezicn, dat de •
iongen, hier en daar verllrooid, uit het bruine lyf voortkwamcn; zy hingen
akoos (er piaatze, daar het brnine lyf met zyn dikke deel eindigt, cn het
doiine deel, of de Witte ilaart, een aanvang neemt. Ten anderen, had de tegenwoordige
foort gemeenlyk zes, zevcn, acht, cn ook wel meer jongen te
gelyk; die echter van verfchillende grootte cn ouderdom waren. Ten derdeii
was 'CT geen een dezer jongen, buiten de voornoemdc plaats, aan 't lyf der
Moedcr te zien; zy kwaraen genoegzaam allen, gelyk de halve doorfnedcn
van een cirkel, uit een raiddelpunt voort; en hingen gezamenlyk met den kop
nieer naar den ftaart, dan dat ze in eene rechte linie, ter zyde uitftonden;
ook had ieder reets gevormde jonge Polyp zynen dünnen (laart. En, 't geen
ten Vierden nog het merkwaardigfle is, was, dat 'er aan ieder jongen Polyp,
fchoon (Icchts halfwafTcn zynde, reets weder een, twee, of drie jongen zaten;
zo dat de oud«- Polyp, met zyne kinderen, ook te gelyk kindskinderen droege,
en deswege eene gantfch byzondere vertooning maakte; wanneer niet alleen
de Oude, maar ook de Jongen het lyf uitrekten, cn de lange armen uitbreidden.
Een ieder die dit nagaat kan zieh ligtlyk verbeeiden, hoe, verward het
in zulk een glas, waarin honderd zodanige Polypen waren, geweeft moet zyn;
wanneer zy allen te gelyk hunne lange cn hairdunnc armen uitgebrcid hadden.
Twee zodanige Voedftermoeders hebbe ik in de säe en 3<I= Fig., in haare
namurlyke grootte, afgebeeld, onder 't 00g gebragt. In de i'ta Fig. vertoonenra 3.
zieh, zo wel de Oude Polyp als deszelfs Jongen, met uitgeftrekte lyven en
uitgebreide armen; doch in de 31)0 Fig. ian zulks alleen van de Ouden' gezegd
worden; dewyl de Jongen, als ten deele uitgellrekt en ten dccle te zamengetoogen,
van onderfcheiden gedaantc zyn. Zo zonderling nu, als zulk
een Polyp in 't oog valt, wanneer hy, te gelyk met zyne jongen, uitgebrcid
verfchynt, evcn zo byzonder ziet hy 'er ook uit, als hy zieh weder te zamentrckt.
Om hier van een des te beter bcgrip le geeven, hebbe ik 'er een, in