I i i ' - : '
.fJHJIii
3-0
V O O R B E R I c H T.
ai II omangezien al de vlyt, waarmede men'hedendaaVh S 'wt ^ cn Z'
Namure alomme onderzo'ekt, nog veelen - g e v S woSer^^ die Í
niet Fabelen en fprookjes ophouden. Z o d a & g ™ w y S
S t ' e f l i e d i ®enigmaa!en o n d e 3 e n 'hSe
d<it ei lieden zyn, m zo verre vyandai der Waarheid dit ze dpr7pV
ver onderzockmg en ontdekking, door aHerhande ü f c , ™ z o S
« " f n g e " ' niet alleen zoeken te verdooven
ook be ache yk te maaken. Het zou my gantfch niet S T ^ X n
O,N zulks in de drie Rj-ken der Natuurl, doorTeele V O O T ^
bewyzen 5 byaldieii ik 'er my thans mede kon en ^üde verÄ^^^
Dm zulks 13 een leder genoegzaam bekend; en uit d m hooffle hrn
Ik van oorded, dat rnen, vooral in zodan ge ornftandähedm von?
í s i s i
had van dat bencht getwyffeld, maar ook myn ongeloordeswesS
't jaar 1743., openlyk bekend. (Men zie he Ee¥e Deel
pag. 348. van dezen Nederduitíí-hen Dmk*.) In deze Ä n g ¿kef
ik
door de woo.len van den Heer^i.^^l^^-T
Mevu
V O O R B E R I C H T . 37£
ik tot op het jaar 1745; tot dat ik eindelyk in banden kreege het
Traktaat van den Meer T r emb l e y , het welk in 't jaar 1744. te Z«/-
den uitkwam*; en waarin het buitengevvoone, 't gene ik van dit infea
o-ehoord of geleezen had, zo omftandig en overtuigend aangetoond
wicrd, dat 'er van toen af geen twyfFel meer by my overbleeve. Hierop
ontftond 'er in tegendeel eene hevige begeerte, om het Infeft zelve te
7ien; dan 'er verliep echter nog al een geruime tyd, eer ik zo gelukkiff
was; maar na verloop van denzelven ben ik in myne onderzoekingen
zo wel geilaagd, dat ik my thans in ftaat bevinde, om myne
Leezers eene omftandige befchryving van dit Infeft te können mededeelen.
Dat 'er evenwel, federt myne eerfte begeerte, tot op den tegenwoordigen
tyd, (of het jaar 1754.) waarin ik deze myne waarnee^
min-
Mm. pour Jenir d l'Hifi. des JnfeSles, alwaar hy zegt: „Anders zou het Wonierbaare
van eenig verhaal de oorzaak weezen om hec des te eer te geiooven; maar
!!'t eene onze Eeuwe , waarin men, Over 't algemeen gefproken, de kunfl van
„tvvyffelen geleerd heeft, tot eere verilrektj is dit, dat, Ichoon de ontdekking
„ d e r Dieren, welken men, door 'c in ftukken inyden,' verraeerderen kan, eene
„nieawigheid wäre, over welke by 't Hof en in de Stad veel gefproken wierd,
„ i k nocEtans niemand gevonden hebbe, die, "t gene hiy 'er van hoorde, op hec
„ eerfte bericik geloofde.
KLEEMJ^NN.
rertiir d l' Hißtirs
•embley, zyn 'er
__ _ .. erße^ waar in de belle Flauten gevonden worden,
is gedrukt te Leiden, in 4°- by de gebiroeders l^erteek I744- De Vweedt te Pa-
O'J in ßj. by Durand 1744. in twee DeeUjes. De Derde in 8". te Quedlingburg by
Cbrijiöpb Jiiguß Reisner 1774. Deze laatfte is door den beroemden Natuurkundigen
Heer Joi. Aug. Epbr. Goeze, Paftoor by de St. Blazius Kerk te Quedlinburg, uit
het Franfch in 't [looffduitfeli overgezet, en met veele nutte en fc'^oone Aanmerkingen
vooizien, waaruit ik, in 't vervolg van deze Röfelfche Hiftorie der Polypen,
om dezelven meerder opheldering by te zetten, verfcheiden merkwaardigheden ,
by wyze van Aanmerkingen, zal aanhaalen; dewyl de Heer Partoor Goez?', by zyne
Overzetting, niet alleen de Waarneemingen en Proeven van den Heer TremUey
herhaald, maar ook de waarneemingen van Röfel 3 Schäfer en anderen, zorgvuldig
tegen elkander vergeleeken heeft.
BljJ) 2 KLEEMAHN.
m \