TVI
• iï^iï
55«- H I S T O R I E BEK
T"». Het lidiaam dezer Basterdpolypen is van zo zondcrling eenen vorm, ciat
XCvin.i^et my bezwaarlyk viele, cm 'er, ter onderfcbeiding van anderen, eenen
gevoeglyken naam aan te geeven. De gedaante fchynt wel Cylinderachtig of
Spilvormig te zyn; nademaal liet by na doorgaande van eene gelyke dikte is;
uiaar het eindigt aan den ileel kegelvorraig; en de mond, of het bovcndeel,
heeft ecne indrukting, viaardoor het een hartvormigen omtrek erlangt. Dienvolgens
is dit lichaam ook geen rechte Cylinder; te nieer dewyl het zieh laat
aanzien, dat zieh deze indnikking, by ieder doorfnede, overdwars zou vertoonen.
By aldien dit zo niet wäre, liet hy zieh ook niet ongevoeglyk by
eene Vingerhoedbloen: vergelyken; dan, om dat ik dezen Polyp gaeme eenen
by elk bekerden Naam wi Ide geeven, en zyn lyf ray meeilai de gedaante
van cen Peperhuisje fcheen te hebben, gaf ik hem den Naam van Peperhutsjesvormigen
Basterdpolyp. Het lyf is, ongeveer, vierraaal zo lang als de
mond in zyn doomieeter; en, fchoon hy geene wipperfpitzen in denzelven
hebbe, kan hy dien noehtans, even zo wel als de andere foorten, die ze
hebben, naar believen wyder en naauwer maaken; en ook, zo als dezen,
een wervelftroom in 'c water verwekken*. De inkrinipende beweeging des
lyfs is insgelyks aan heni waar te neeraen; cn de veikorting en verlenging
van 't zelve heeft hy ook niet de anderen gemeen.
OndertuiTchen bleeven deze Polypen, zedert den tyd, dat ik ze zag, niet
langer dan twee of drie dagen aan hunne (leelcn zitten. Zy maakten zieh,
Uit. fppevon als de voorigen, van dezelvenlos, gelyk hy ppp. te zien is, en zwomf
» i- mcn heen en weder in 't water; waar in ze, zo als die by Letter g. beftcndig
een wervelftroom te wege bragten. De aehtergebleeven ileelen
hingen ook naderhand nog aan de Watervloo; dan ik kon 'er niet de minfte
beweeging meer aan befpeuren. Des niet tegenftaande viel my in gedachten,
of 'er niet niiflchien nieuwe Basterdpolypen uit die fleelcn zouden voortkoroen:
maar, l'choon ik meer dan 6cne Watervloo, aan welke zulke verlaaten fteelen
zjtcn, in byzonderc glaasjes deede, en 'er naairwkeiirig op lette, kon ik 'er
echter niets anders van ontdekken, dan dat ze kort daar na ftierven; waar
van, volgens myn begrip, de Basterdpolypen de corzaak zyn. Het is ten
min-
« Deze orallandigheid, dat die foort van Polypen een wervelftroom in 't water maakt,
fchoon men gee« wipperipitzen aan dezclve zte, kan ons doen verraocden, dat deze
wervclih-oom . of door andere werktuigen, dan alleed door de wipperlpitzen, en miifchien
ii6ör de Lippen van den Mond, (gelyk ook de Heeren Trembley en BonKet gevoelen.)
londcr te kennen zeggen, op wat wyze, veroorzaakt kan worden; of dat deze foort van
Polypen toch wipperipitzen heeft, maar dat dezelven zo klein zyn, dat de Heer Röfei
l e hißt beeft können ontdekken. Kleemamn.
S F ^ M
Z O E T - W A T E R - P O L Y P E N . 559
minlle zeker, dat zodanige leevende Schepzels, waaraan ik diergelyke Basterdpolypen
ontdekte, altoos kort daar ni gellorven zyn*.
De B a s t e r d p o l y p met het D e k z e l , afgebeelà op de
voormemde Tab. XCVIII. Fig. 5. en 6. ,
Deze foort van Basterdpolypen, op gemeide Tah. gemaald, hebbe ik nooit Tii!
aan eenig ander Water-Infeit waargenoraen; maar altoos, als ik dezelve ont- '
dekte, aan verfcheiden gcwaflèn , of aan de zyden van 't glas zien zitten,
waarin ik eenige Waterlinzen met het water gedaan had. Doch, fchoon ik
ze zeldzaamer, dan anderen, befpeurde, warcn ze echter veeleer in' t Voorjaar
cn in den Herffl, dan in den Zomer, te vinden.
Wanneer deze Basterdpolyp zynen mond fluic, dan verbeelJc by in't klein
een Citroen, gelyk aan rr. in. de £ig. ce zien is; als niede aan yyy.
in de 6tie welke laaclle ik iets meer vergroot getekend hcbbe. Om die
reden flond ik ook in bedenking, om hem den Citroenvormigen Basterdpolyp
te nocmen; maar hy had, behalve deze gedaante, nog iecs, dat my vcel
merkwaardiger toefcheen; te weeten, eene foort van Scamper, waar op van
boven eene ronde, platte, Dekzelvormige Schyf overdwars ilaat; die rondsom
den rand met wipperfpitzen, als met firaalen, bezet is. -Dezen flamper kan
het Schepzel, te gelyk met de Schyf, intrckken of uitfteeken; en 'er, aïs
het wil, de opening van den mond volkomen mede flüiten. Of die Dekzel
vvy-
* Dît is niet onnatuurlyki het ly dat men deze BasterJpolypcn aan een leevend Waterfcliepzcl
voor ecD uitwas vao deszelfs innerlyke vochten houde ; het zy dat men ilelle, dat 'er cenc
foort, fom niet te teggcn Eieren,) van diergelyke Polypen aangeiet zy. Hoe dit ook zy,
Iiet fchynt in de natuur«ker , dat die Polypen, op welk eene wyze zy 'er ook aangekomen
*yn, met allcen het overvloedige, maar zelfs het noodige voedzelfap van het Dicrtje, aan 't
welke »y hangen, tot zieh trekken; tot zo lang dat ze, gelyk de vruchten van een boom,
xyp zyndc, van zelven afvallen, of zieh los maaken, als 'er geen genoegzaam voedzel raeer
uit het Dier te haalen is. Itigevolge hier van moct dan het Diertje zelve cindelyk, door 't
Tcrlies van zyn levensvoedzel, vergaan. Veelligt zal men hier tegen inbrengen, dat de uitwasfende
Polypen zelven mond en lyfhebben. om hun eigen voedzel te zoeken. Maar raen zou
'ei op mögen antwoorden, dat ze die noodzaaklyk moeten hebben j om dat ze, voiwaiTei»
aynde, ter oorzaake hurner menigte, niet lang zouden können beltaan, indien zc hun voedzel
alken uit het Diertje moeften trekken} maar dus gefteld zynde können zc, door teftens ziehzelven
te voeden, tot aan hunne rypheid aa i het Diertje blyvea. Ali dit plaats heeft, da« is'c
ligtlyk te begrypcn, dar het Diertje, ten laatite alle zyne leveiîsgeeften verlooren hebbende, aai^v
't kwynen raakt, en fterft, zonder de overigen meer voedzel t e koanen geevcc.
De V E R T A A I- E R.
Flg. 5. Leu. sr.
F:g. 6.
L^u.yyy,
i '