ä68 V E R V O L G VAN DE B E S C H R ¥ V ING - O E R O V E R I G E N I N S E C T E N. 269
T/mTIViren raen 'er verfcheiden onder hunne fchadcn vindt. Daarentegen zyn de
fn LV. eiirenlyke beenderen van andere Dieren meerundeels mec vleclch omringd, en
door byzondere gelcderen aan elkander verknocht; zo dat raen ze in cett
eeraimte zonder vlcefcli vercoonen könne; waarby nog komt, dac ze allen:
mct mcr' gevuld zyn. Her iweedc Kenteken der lnfeften is, dat hun Bek, zo^
ZV Eeen'Zui^i-er of Steekan2;el, maar een Mond hebben, zieh mec van onder
naar boven maar akoos overdwars open: cn Ouit; inzonderheid bydezulkcn,
die of mec een canggebic, of mec canden bedeeld zyn: en dar hec ook zo
aelesen is met onze Rivier - K r e e f t en, zuüen wy in 'c vervolg zien. Als een
l - r d e Kenteken der Infeften hebbe ik opgemerkt, dat ze de oogen, by gebrek
van dekkleden, nooit nuiten, noch in dezelven, dat ik er thans byyoeeenine
crilblyne vochtigheden hebben. Dferzelver bmtenhuid, naamiyk,
o F als ik het zo noemen mag, hunne hoornachtige huid, beftaac gcnoegzaam.
u i t e e n e ontelbaare menigte rond verheven glaasjes; derwyze dat zy, w..nneer
men ze door een Vergrootglas befchouwt, eene foort van trahewerk verbeeiden
• en dit is oolc aan de Kreeften waarteneemen, gelyk ik (Iraks zal
aantoonii. Eindelyk ftrekt ons, tot een Vierde Kenteken der Infeflen, hunne
wvze van Aderaha.iling. Te weeten; zy haalen den adem des levens met door
de neus die hun ontbreekt, of door den raond, maar door iene oi raeer
andere öpeningen. Dat nu zodanig iets ook plaats heeft by de Kreeften die
aan de zyden eene opening hebben, waardoor zy zo wel de lucht als het
water inhaalen en uitblaazen, is veelen hunner, die dezelven 001c met oplectendheid
nage¿aan hebben, reets bekend.
s. 3.
Ik za! mv in deezen met geen verhaal en opnoemimr der verfcheiden foorten
van Kreeften ophouden, daar my toch de minften van dezelven onder t cog
T e L m e n zyn. Zo iem»d meerder berieht hier van verlangt, hy kan by
foKSTON in zyne Exanguibus aquatids, cn by anderen te recht gjaaken.
AUeen vk l e L ik desaangaande zeggen, dat ik, fchoon ik nog t»-yffe e , of
X folter en geflachten der Kreeften wel bekend zyn, evenwel geloove.
dat ze a 1 n voomaamlyk in 't water leeven; al is 't, dat ze oo^c bu.ten het
ä v f zo 't niet te warm zy, nog een cydlang können jeeven Want betreffende
de Land-en Aard - Kreef ten, die men vvil, dat m de Weftmdien gevonden
worden, zo hebben dezelven, Velgens de bcr.chten van daar ook hun
verblyf kort by de Zee: en die genen, welken S.aUger (zie J. C. Scahgcr
de ZbMme. txerdtat. CCXLI^,:, uit, de aarde heeft z.en graaven, heeft
hv zo nlauttenri- en omftandig niet befchreeven, dat men ze v«or echte
Kre fterhoLen könne. Ik blyvt derhalve tot nog van gevoelen dat'er geen
eigenyke Aardkreeften zyn, ten wäre men de Schorp.oenen zodamg noemen
S - welken ik in 't vervolg mede befchryven zal. Voor 't ovenge kan ik
^ m c tm defoor U hier te Lnde nog meiden, dat my allecnlyk tweej^r^
fchiUende foorten van Kreeften, die zieh in onze Rivieren onthouden, bokend f « UV
zvn. De eene is de ook in andere Landen bekende Rivier-Kreeft, w.lkc,"="
hne oud hy ook worde, en hy kan, gelyk ik niet vreerad ben van te gelooven,
den ouderdom van 20 jaaren wel bereiken , met raoer coeneemt m
crootte, dan dat 'er twee te zamen ¿en pond weegen. De andere foort onzer
Kreeften is zeer klein; zy wordt niet ligt, ten minlle zelJen, zo groot, dat
i e n derzelven de lengte van een halven daiin hebbe, En deze Kreefties hoewel
Zä aan weinig menfchen bekend zyn, kan men echter in onzen Pegniisvlosd,
den gantfchen Zomer door, in menigte by elkander vinden. Zy hebben
geene Schaaren, maar veele pooten; en veel overeenkomil met de Krabb::n
o f Garnaalen, die zo menigvuldig in de Oo(l-en Weilzee gevonden worden;
des ik oordeele, dat men hun ook by ons, met recht, dion naam zoude
können geeven; doch of ze dcnzelvcn ook in finaak gelyk zyn, kan ik voor
tegenwoordig nog. niet zeggen.
4 .
Meefl alle de Schryvers der Natuurlyke HiHorie verleenen ons wcl eene
belchryving van den Rivier-Kreeft; maar, wanneer men alles, wat zy 'er van
Zeigen, te zamen neemt, heeft het zo weinig te beduiden, dat 'er liet Spreekwoord,
Quoiitliana mlefcunt, ihm geen wy dagdyh zien, achten wy niet,')
door bewaarheid fchyne. OndertuiTchen verdient de Kreeft, hoe ge.meen dezelve
ook zy, wel eene opmerkzaame belchouwing. En gelykerwyze ik menig-?
niaal in vcrwondering opgetoo^en geweeft ben, over de Almachc des Scheppers,.
wanneer ik, by eene naauvvkeurigjr onderzoeking der Infeflen, gewaar
wierd. hoe een ieg-.lyk derzelven zyne byzondere gantfch eigen bouAiing of
gefiel hebbe, en met de zo noodige als nutte werktuigen tot onderhouJ zyns
levens. en tot voortplanting van ?yn geflacht, op de belle wyze voorzien zy;
20 is het my ook gegaan met de Kreeften. Het nader onderzoek onzer Kreeften
hc-eft my geleerd, dat 'er zieh, hoe gemeen en gering de Kreeft ook den
meeüen möge toefehynen, echter zo veel wonderbaarlyks in opdoet, dat het
zelfs den grootften Natuurkenner bezwaarlyk vallen zoude, alles duidelyk te
bcfc'iryven. Ook ben ik, fchoon ik al 't een en 'c ander ontdekt mecne te
hebben, 't geen door anderen of in 't geheel niet, of ten niinlle niet klaar
g nneg befchre-ven en aangetoond is, tiochtans, ondanks alle moeite en vlyt,
b v de onderzoeking aangewend, liog niet verre gekomen. Dan byalditn ik
mvne waarneemingen zo lang hadde willen uitflellen, t it dat ik in ftaat wäre
iets volniaakts voor den dag te brengen, zou ik miiTchien nooit iets van den
Rivier-Kreeft gefchreeven hebben. Edoch, hoe weinig my tot nog toe van
deszelfs ei'.enfchappen bekend geworden zy, ik kan evenwel, met myne verkreegen
kundigheden, reets eenige Biaden en Plaaten vullen; en ik vleie niy
met het denkbeeld, dat het gene ik 'er van zeggen kan, den Leezeren niet
onaangenaam zal zyn; terwyl ik hoope, dac anderen daardoor bewoog^n zullen
M m 2 wo r -
I 1 h I !!.