<108 H .1 S T O R 1 E BEH
te gclooveii, dat ook de afgezomlerdc takken van een Polypenftok, uit him
alsdan nog open zynde, achterlyf, het water uitdryven, en zieh doordit iniddcl
van de eene plaacs naar de andere können bcgeevcn. 't Is daarenboveii
niede. niet onraogelyk, diu ze van vooren, daar de Vederbos zit, hec watet
u i t d r y v e n ; waar door ze dan achteruit zouden gaan. Doch die zyn ilechts gisfingen;
en op derzelver vooronderllelling zou men mögen denken, dat oii«
P o l y p e n , gemerkt zy zieh können bnigen, ook wel op de wyze der Spanriipfen
voortgaan; gelyk de volgende Polypen gewoon zyn te doen. Ondertuflchen,
het zy hun voortgang op deze of op gene wyze gefchiede, het is buiten all«
t e g e n f p r a a k , dat ze zieh van de eene naar de andere plaats beweegen; alzo
ik menigmaal waargenomen hebbe, dat een afgezonderde tak, in eenen nacht,
wel cwee duinibreed van zyne voorige plaats geweeken was.
De eenigzins Heeke, ßrpogeele P o l y p der Zoete Wateren,
met körte hoornvormige armen, benevens zyne
Eigenfehappen.
TAB.
LXXVI.
• • •.
; ••iiv.fu,, , „
• Ii, M:
Na dat ik nu eene zo omilandige Befchryving van den Vederbos-Pol
y p , als my immers mogelyk geweefl: is, gelevcrd hebbe, keere ik
achcervolgens myne belofce in \ Voorberichc, tot de Polypen der zoete
Waccren met hoornvormige armen, die zieh in onze geweftcn bevinden, en
w e l k e n ik hier, voor zo veel ik weete, even als den voorgaanden Vederbos-
P o l y p , het eerfl: oncdekt hebbe. Ik-zal dezelven in die orde, zo als ikzegevonden
hebbe,befchryven. Alhoewel dezelven onder de Infeften, en inzonderbeid
tot die foorc behooren, welken geen verandering onderworpen zyn, zo verdienen
z e nochtans, wcgens hunne byzondere, ja wonderbaarlyke Eigenfchappen,
meer en naauwkeuriger, dan de prachtigile Vlinder, door de Liefhebbers van
d e Werken der Natuur, befchouwd te v/orden. Zelfs zouden de Eigenfchappen
dezer Diertjes, wegens het buitengemeene, waardoor ze zieh bovenal merk*
waardig maaken, veelen hunner wel op de gedachten können brengen, als pf
deze Dieren gancfch byzondere Schepzels waren. Wanc wat kan 'er buitengemeener
zyn, dan dat een leevend Schepzel bertendig zyns gelyken op ondcr«
fcheiden wyze verwekt, zonder te paaren, en zonder Eieren te leggen; het
w e l k nochtans wezenlyk van deze Polypen gefchiedt? Zy hebben een waar-
J y k , en wel, om zo te ipreeken, een fterk leven: en evenwel kan men 'er,
¿ ' e t de befte Vergrootglazen, al wilde men ze door hec Zon - Microscoop
b e f c h o u w e n , dat echter bezwaarlyk gaan zou, geen hart noch long in ont»
dekken,- zo dat 'er noch ademhaaling, noch omloop der fappen in optemerken
Z O E T - W A T E R . P O L Y P E N . 409
M Men ziet mec verwondering, dat ze andere, en, ten aanzien van hun-zel-T^B.
ven tameiyk groote Inferen opüokken; dat ze die ook verteeren, en 't ove- ^^^^ • ^
rige'als een drek uitwerpen; fchoon ze noch Maag, ijoch andere Ingewandenf^^XVlI/
häben*. Zelfs verteeren zy hunne fpyze en doen alie andere vcrrichtingen als
« Schoon de Heer Rä/el hier legge, dat de Polypea in 't gehcel geen Maag hebben, zo bekent
hy echter, dat te de genuttigde voedzebíiddclen verteeren, en het overige als eene
vuiUeheid uitwerpcn können, 't Is derhalve ligtlyk tc begrypeii, dat hy 'er niet anders door
verflaat, dao dat een Polyp, hoewel dezelve eene Maag hebbe, waardoor hy de fpyze verteeren
kan, evenwel geen Maag beiit, welke tich by de Maag van andere Dieren laat ver-
' gelyken. Ze kan toch met den Polyp oiugekeerd worden, en verricht de verteering allcen
10 lang, als zy de inwendige zyde van 't lichaam eens Polyps ukmaaktj dan die verrichtle
Polypen ontdekt heeft, laat zieh de onvergelykelyke Philoiboph, de Heer Carel Bonnet,
in het XVlde Hoofdftuk Van 't Vlllite Deel des tweeden Druks zyner in 't Hoogduitich
ovcrgezette fchoone Befchouwing der Natuur, zeer nadruklyk hoorenj ter befchaaminge
der Menfchelyke Oiricunde, en der voorbaai'igheid van huu, die, om hunne rangfchikkingen
van het eene Dier op het andere te vormcn, ßellige Claflen verzinnen, en een gebouv/
z,oekcn op re richten, hetwelk de toekomende, beter verlichte en wysbegeerige Eeuwen
BietzuUäi diirven onaerneemen. „De Polypen, (zegt hy, pag. 219. enz. Nederd. Vcrtaaliog
„II. Deel. pag. 129. enz. met groot recht,) hebben ons in verwondering gebragt, om dat
„we, toen ze ontdekt wierden, van dicrgelyke Schepzelen geene kennis hadden, en 'er de
„mogelykheid niet eens van konden begrypen. Hoe veele Dieren zyn 'er niet, die nog veel
„acldzaamer zyn dan de Polypen, en alle onze vcrflandtge ßellingen omverre zouden wer-
„pcn, als wyze bygeval eens ontdekten? Wy zouden dan wel eene nieuwe fpraak noodig
»hebben, om het gene wy 'er aan befpeurd hadden, te befchryven. De Polypen vorniea
„nagenoeg eene nieuwe Waereld, die haare Columbujfen en f^espuctufen door den tyd zal
„krygen. Willen wy ons verbeclden, midden in een Laird doorgcdrongen te zyn, welks
„kullen wy ilechts van verre gezien hebben? Wy moeten ons grootfcher denkbeeiden van
„de Natuur maakenj wy behooren haar aan te zicn als een onineetbaar Geheelal, en v'ait
„te ilellen, dat wy 'er tot hiertoe flcchts het geringfte deel van ontdekt hebben. Wy moejrtaan
zo ierwonderd niet meer zyn, maar veel meer opmerken't 'er alleen op
Waarhedeü te veriamelen, dezelven zo veel mogeljk zy aan elkandcr te
! ! ™ b i É ; e " op alles naauwkeurig te letten. 't Is onze zaak aftoos bedacht te zyn, dat
ìdig ver.fcheidcn
"zjK, De Bloem-Polypen vermecjderen zieh door dé verdee
Ol fcheiding van elkander.
„Maar wie dürft 'er borg voor Ihan, dat men door den tyd geen Dieren omdekkcn zal,
„die zieh, in plaats van te verdeelen, vercenigenj en, door zieh lichaamlyk iii elkander in
„ te lyvcn, naderhand flechts één Dier uitmaaken ? Wie flaat 'er voor in, dat de vermeer-
„dering van >odanig een Pier niet wezenlyk op de lichaamlyke inlyving veder Diertjes
ikel Dier aankonit? Wy zeggen, een Dier moet harßens, een hart, poh - en
zemmen, een maag, enz. hebben. Dan dit zyn Ilechts begrippen, die wy
„van de gioote Dieren ontleenen, en ze vervolgens op anderen toepafleii- Wy gelyken wel
„naar den Franfchen Reiziger, die by de Zuidlanders ook de Franfche Mode hoopte te
nVinden, en zieh grootlyks ergerde, om dat hy ze aldaar niet bcfpeurdc. Het Ryk der Dieren
„hetft ook zyne Zuidlanders, by welken het miifchien niet in gebruik ,is om hai-íTens, harnten,
maagen enz. te hebben. Waarom begeeren wy, dat de Natuur altoos het eene Dier
op denzelfden groadilag als 't ander bouwen moet? Zy zou hierin zeer bepaald zyn.by»
»aldien haare vruchibaariwid onze bekrompen begrippen niet ovettiof. baß de hand,'die de
i}e.§l 2äe Stuk. Ggg
!
f i