I ' 1
I
I i i »
l i
Z O E T - W A T E R - P O L Y P E N . 4SS
ueer en nieer van 't zelve af. Ten laatden befpeurde ik, door het Vergroot- T/o..
glas, dac hy 'er nog flechts door een dun dniadje aan vallhing; en dac
'er cindelyk, terwyl ik my met de befthoiiwing bezig hield, als eene rypeLxxxilI
vruchc, van afviel. TulTchen zyne eerfte uitCpraitiug en afvalling verliepen vier
da^en; en kort daarna had de Polyp uitgeieefd; zomniigen itierren een half
aar na het afvallen van den kogel, en anderen eindigden den volgenden dag
bnn leven. Aan eenigen dezer Polypen was alleen het zogenaamde voetftiik,
zonder kogel te zicn; en dewyl dczelvcn reets half dood'waren, vermoedde
ik, dat 'er de kogel reets afgevallen zou zyn; waartegen ik ook wederoni
anderen zag, daar de kogel zonder voetftuk aanzat; maar die denzelveii niet.
langer behieldcn, dan de voorigen, by welken hy op het voetlluk-zat, cn
dan insgelyk-s ftierven. Vermits ik im niet will, wat ik van dezen kogel denken.
20U. zo befchouwde ik denzelven veelmaals naauwkeurig met de belle Vergrootglazen;
maar ik kon 'er noch beweeging, noch leven, in ontdekken. In
de J'^fg. is hy nog eens zo vecl vergroot onder 't oog gebragt, als in de Fig.
eerlle. Hy is, Ichoon hy ons rond voorkome,. nochtans niet glad, maar, als een
Egel of Zee-Appel , rondsom met rpi[2e punten of doornen bezet, die echteron^'
lyk zyn, zo in lengte, als in ilevigheid; ook is hy bruin van koleur en
niet doorzichtig. Gclyk nu een menich doorgaans, op het zien van vreemde
voirwerpen, alierhande gedachten formeert, zo begon ik te denken, of deze
kogels niet milTchien de Jiieren der Polypen, of derzelver bewaarplaatzen
waren? In die gedachten, vu'zamelde ik 'er veelen, bewaarde dezelren zorgviildig
eenige maanden lang, cn befchouwde ze gednung opmerkzaam; doch
zy b l e e v enz o als ze in 't begin. geweei l waren. Hierop bragt ik. die kogels
ondcr een te zamengefteld Vergrootglas, en drnkteze, door een iyn werkmig,.
aan (lukken; maar ik ontdekte geene de minlle vochtigheid van die natuur,
als 'er doorgaans in de Eieren der Infeften gevonden wordt; ze behelsdin
vcel eer eene naar wafch gelykende taaie ftoffe. Ik moeft dienvolgens myn-;
denkbeeld, van 'er Eieren in te vinden,,, vaaren laaten; cn ik hield ze van toen
af voor eene föort van ziekte, welke, het einde van het leven der Polypen',
voorfpelde.
S- 33-
Eene andere ziekte der Pölypen is de Luizezucht, die 'er de Heer TRE MS
L E Y mede aan waargenoinen heeft. En aan dit ongeniak is niet alleen deze
foort van Polypen, waar van wy thans fpreeken, maar ook alle andere foorten
van Arm-Polypen onderworpen. Voor dat ik die Lnizen aan myne Polypen ontdekte,
zag ik veelmaals aan dezelven, hocwel meeil aan de tegenwoordige foort,
dat hungant fchelyf , inzonderhei d ter piaatze daar 'top zyn dikfte ¡s,al s met veele
builen bezet was; welken veel meer doorzichtige Maaren, dan Luizen fcheenen
je zyn; en ik bemerkte dat de Polypen, waaraan ik ze zag, kort daarna
faren. Eindelyk zag ik 'er ook. eenigen, .die len. d£ele oiet «eeie Luiien,.
r i H i i ' i
I f ' I