S94 V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V Î N Ô O V E ' R I G E INSECTEN. 2 9 5
i. i
VI
Tab ! X maanden, die eigenlyk den Zomer uitmaalcen, te weeten, Juity, July tu
«iiüXl. jiuguflus. In die maanden zal men altoos Kreeften ontraoeten, die zodani»e
Sceenen hebbcn. Maar dcwyl de Kreeften, omtreut dien tyJ, eene byzon.
dere verandenng otidergaan ; doordien zy , hunne oude Schaale afleggende,
eene nieuwe iirygen; het wclli men hunne verandering van liuid, oi' hunne
Vervelliii noemt; en nadien ik 'er nog menigmaai, in 'c gene ik verder van
de Kreeften te zeggen hebbe, gewag van zal moeten maaken; za zal ik alvoorens
van deze zo merkclyke verandering der Kreeften, eene naauwkeurigt
bclchryving geeven.
Wanneer eene Rups uit het Ei gekomen is, zyn alle haare deelen nog teder
en weeki doch de huid, welke haar ter befchuttinge dezer deelen gegeeven
is, wordt, met den toeneemenden wasdoni der Rupfe, allengskens harder,- zo
dat zieh dezelve eindelyk Biet verder laate uitzetten. Overmits nu de Rups,
wanneer die eerile huid haare hardigheid verkreegen heeft, haar volkometi
wasdom nog niet bereikt, zo doet zy deze huid, die haare groei verhinderen
zou, aan ilukken barilen. Ze verfchynt daar op in een nieuvif gewaad, het
welk, doordien het van tyd tot tyd harder wordt, insgelyks in ilukken barft;
zulks gebeurt tot drieinaal toe, en daarna wordt de Rups niet grooter. Even
zo gaat het met den Kreeft. In 't begin, als hy uit het Ei komt, is hy no»
gantich week; vervolgens verkrygt hy allengskens eene hardere Schaale, die
h y , byaldien zyn wasdom niet verhinderd zal worden, geduurig met eene
nieuwe verwifTelen moit. Alleenlyk is 'er dit onderfcheid by aantemerken, dal
zulks by de Rups, welke niet langer dan ¿en jaar leeft, driemaal; doch by
den Kreeft, die, gelyk ik reets boven aangemerkt hebbe, mifichien twintig
jaaren leeven kan, wel dikwyls, raaar alle Jaarcn flechts eönniaal gefchiedc.
Dit gebeurt inzonderheid, en m.eeftal, ten tyde, wanneer de Kreeften de raeeile
fpyze gebruiken, mamlyk in 'c voorjaar, wanneer de rytyd over is. Het nienigvuldig
voedzel, 't welk zy als dan gebruiken, veroorzaakt, dat hunne
deelen grooter worden en uitdyen; doch dewyl zulks in de harde Schaale,
waarmede zy omringd zyn, niet wel gefchieden kan, zo zoeken zy zieh daarvan
los te maaken; dat aldus toegaat.
Geduurende den tyd dar de Kreeft meer voedzel nuttigt, groeit 'er endet
•de oude fchaale eene nieuwe huid; waardoor de cerllgemelde zieh van alle
de deelen, aan welken zy te vooren vallgezeten had, los laat. Deze Schaale,
die dan op het gevoel veel weeker is, laat zieh nochtans zo verre niet uirrekken,
dat 'er de Kreeft ruirate genoeg in hebben zoude; derhalve maaki
hy, om 'er Jos van te worden, en 'er uit te kernen, verfcheiden beweegingeii.
Daat
Daar door wordt de oude Schaale niet alleen alomme lofTer, raaar 00k barft TAn L/i;
de huid, ter piaatze, daar de zogenaamde Neus zieh met den Sraart vereenigt, '!"'-'"^'
aan ilukken, v/aardoor die vereeniging, welke deze huid te wege bragt, verbroken
v/ordt. Hierop ruft de buicen dat reets afgematte Kreeft een weiiiig;
maar hy^begint zieh wel haaft op nieuw te beweegen, zyne pooten op allerhande
wyzen te roeren, en het voorfte deel van 't lyf, zo veel als de opening
aan den Staart toelaat, te rüg te trekken. De Neus komt dan eenigzins in de
hoogte te ftaan, en de Kreeft begint aan alle kanten van onder denzelven nit
te kyken. Niet lang daarna trekt hy den Staart eensklaps uit de oude fcheede;
en, fchoon hy als dan afgemat zy, ruft hy evenv/el niet, voor dat hy zieh
in 't geheel los gemaakt hebbe; waarby echter veelen hunner het leeven verliezen.
Byaldien raen een Kreeft, die in 't kort ter veranderinge zal overgaan,
afzonderlyk in een tobbetje met water had, zo zou iemand, welke niets van
de zaak wift, niet weiaig verwonderd ftaan; ziende, dat 'er van een Kreeft
twee geworden waren: want het zonderli'igfte daarby is, dat de oude af^elegde
Schaale zo geheel te zamen blyft, dat ze een volniaakten Kreeft vjrtoone,
waaraan niets ontbreekt; noch pooten noch Iprieten, noch eenig ander
uiterlyk deel, zelfs niet het minfte hairtje of vezekje. iWaar fchoon nu dit
alles by die verwiifelrag der Sehaale van den Kreeft nog te begrvpen wäre,
zal echter menig een zieh niet können verbeeldcn, hoe 't mogelyk zy, dat
het dikke en breede deel der voorfte Schaaren, door de daar achter zittende dünne
armen, waar mede zy aan 't lyf vereenigd zyn, heen komen; te meer, dewyl
dit fmalle deel aan de afgelegde Schaale zyne eigenfte gedaante fchynt behouden
te hebben. Doch dit is 00k niaar enkel fchyn. Want als de Kreeft zyne
Schaaren los maakt, wyken de dünne armen aan de zyden werklyk van elkander,
en zy krimpen vervolgens, door hunne veerkracht, terftond weder te
zamen; zo dat men die zyde-opening voorts bezwaarlyk könne vinden. Dat
het evenwel op ;zodanig eene wyze gefchiedt, daar van kan men niet beter
overtuigd worden, dan wanneer men tegenwoordig is by de verandering van
een Kreeft, en dezelve oplettend befchouwt. Dewyl echter alle Kreeften niet
op denzelfdeh tyd gebooren worden, zo gefchiedt ook de verandering van de-
Schaale of Schorfe niet gelyktydig-: zulks fieeft by dm eenen vroeger, en by
den anderen laater piaats; om welke rede men, van ^uly tot m'September
altoos zogenaamde tweefchaalige Kreeften, of Kreeften die eerll: van fchaale
veranderd zyn, zal aantreifen.
§. 13-
Wanneer de Kreeft z"ne oude huid afgelegd heeft, is de nieuwe nog zecr week;
en mdien ze lang week bleeve, zou het zeer nadeelig voor hem wiezen, doordien
er veelen derzelven in dien toeftand van andere Kreeften opgevreeten worden
1^-iierom houden die genen, welken de verandering van huid moeten ondergaan,
a c h doorgaans zolang in hunne holen verborgen, tot dat hunne nieuwe huid zo hard