b-rli:;,
• l i i S S i
r i i -
••.^¡Ili? '
.'I/S H I S T O R I E
Tab, cnkele jongen» voor den dag kwamen. Echtei" beipeurde ik, voor dat dc-ze
^^^nc^ iborc van vermcerdering teil einde liep, aan de mceilen dezer Pulypen aog
Lxxxvir. twee byzonder mcrkwaardige andere iborteii van vermeerdering,- welken iknu,
volgens beloften in ¡6. van Tak LXXXllI. gedaan, tlians befchryven z»).
Eene dezer vermeerderingen gefchiedde door de Armen, van welken zieh een
Leir.
eu I.
deel aizonderde, dar, binnen 5 dagen, weder een volinaakte Polyp was. Ik
• hebbe zulks allereerli: am twee Armen van dezen Polyp, op Tab. LXXXVI.
afgebeeld, oncdekc. Eene derzelven was by Letter. , ter piaatze, daar hy
gewoonlyk op zyn dunile is, buitcngcnieen dik; de andere was onitrent ter
zelfder piaatze, als hier met /. aangeweezen 13, ongem:en opgeloopen; doch
in 't nridden had fiy eene foort van inkerving, even als of hy daar te zaincii
gebonden wäre; en die gaf my aanleiding, ora op deze beide deelen vlytig te
leiten. Den volgenden morgen zag ik, dat het bovendeel van den arm, die
als te zamen gebonden had geicheenen, zieh van het onderdeel afzonderde;
vervolgens tamelyk te zamen kroiiip, en zieh in 't begin zelden, doch naderhand
dikwyls uitrckte, en dan 00k naderhand van tyd tot tyd korter viierd, tot
dat het ten laatlle, gelyk de afgefneeden armen van Tah. LXXXV. Fig. 8,
9 , IG. de gellalte van een volkomen, doch eenigzins kleiner Polyp, aannain,
Heczelfde gebeurde ook met den arm Letter k. Vervolgens groeiden de beide
armen van den ondcn Polyp, waarvan de voorfte deelen zieh afgezonderd
hadden, binnen drie dagen, weder zo dun en lang, dat men het geleedcn
verlies in 'c minile niet meer befpeuren konde. Betreffende nu de andere manier
van vermeerdering, die ik nn moeil laaten volgen, dezelve zal ik zo lang
verfchuiven, tot dat ik het aangetoonde op Tab. LXXXVI. geheellyk afgehandeld
hebbe.
• iVleer dan eens, hoewel zelden, hebbe ik aan zodanige Polypen, die met
jongen bezet waren, en wel voornaamlyk aan de ztilken, die, buiten deze
jongen, geene jongen meer voortbragicn, waargenomen, dat ze aan hun lyf,
niet ven-e van den kop, vcele heldere doorzichtige blaasjes, van verfchillende
grootte en geflalte, hadden. Dit kwam my in den eerilen opilag zo vreemd
ijiet voor, om dat ik reets verfcheiden reizen gezien had, dat zieh nu eeas
weinigen, dan eens veelen van de korrels, waar uit de .lyven en armen der Polypen
Ichynen te beftaan, zo wel van 'c lyf als van de armen, afzonderden;
vooral wanneer het levenseinde des Polyps naderde; op welke tyden ik zomtyds
geheele, en dikwyls halve armen in loticer zulke kleine korrels zag
vervlieten. Ter dier oorzaake hield ik deze heldere ,en doorzichtige blaasjes aanvangklyk
mede voor diergelyke korrels; te meer, dewyl ook de Polyp, vvaniiecr
Z O E T - W A T E R - P O L Y P E N . 479
necr dezelven voor den dag kwamen, kort daarna fficrf. Zelfs had ik 'er nogTiiB.
het rechte denkbeeld niet van, toen ik ontdekte, dat zommigen dezcr blaas-'"^^'^'^'
vorraige lichaampjes, en wel de grootllen, de gedaante van een Theekopje,i.x.-ixvii.
of halven hollen kogel hadden; zo als 'er op onze Tab. een paar met m m.^'"'"'"-
getekend te zien is; cn teffens bcfpeurde, dat ze met twee uitfleekendc en
tegen over elkandcr ilaande Spitzen voorzien waren,- door welken zy in 't
vvater eene Iborc van wcrvel veroorzaakten; als mede gewaar wierd, dat ze
veclcrleio kleiner Infcften dan zy waren, mitsgaders andere voorkoraende dingen,
Inzoogen, of van zieh afflieten. Dit nagaande, was ik op het punc van 'c
gevoelen der gencn toe te ftemmen, die van gedachten zyn, dat de Armpolypen,
wanneer ze in lang geen fpyze door den mond nutiigen, evenwel daarom niet
Valien; maar, door middel van deze ten dien einde geopende Lichaamen, hun
voedzel bekomen en inznigen. Edoch, toen ik deze zogenaamde korrels, of
blaasjes, verder wat naauwkeiu'igcr befchoiiwde, wierd ik eindelyk overtuigd,
clat dezelven geheel iets anders waren. Ik zag ten klaarlle dat zommigen ¿ich
van den Polyp afzonderden, met eene ihelle beweeging, in 'c watcr hcen en
weder zwemniende, hunne gellalte op veelerleie wyze veranderden, en ten
laatlle weder aan den Polyp gingen zitten. Dit overtuigde my zonneklaar, dat
het niet anders dan eene foort van Luizen was; die, door hun maakzel, aJ
vry veel verfchillen, van die genen, welken op Tab. LXXXIII. in de 41! e Fig. door Letter eeee. aangeweezen zyn.
Ik hebbe boven gezegd, dat de Luizen, zieh van den Polyp afzonderende,
haare gellalte veranderen, en thans zal ik zulks nader aantoonen. Zomwylen
hadden zy de gedaante van Letter n.; en dan geleeken ze meer naar t-"'.
een tafelbord, of ondiep Theefchoteltje, dan naar een l iehaam; zomwylen toogen
zy zieh, in 't zwemmen, zodanig te zamen, dat ze meer naar een Ei geleeken,
gelyk ze by pp. vertoond worden; en in die gedaante hebbe ik 'er ook vee-Zi?« pp
Im, hoewel iets kleiner, aan den Polyp zien hangen, zo als by de Letters ooM't-'ote
zien is. Geen wonder derhalve, dat zowel ik, als anderen, dezelven voor
korrels, waaruit de Polyp bellaat, gehenden hebben; inzonderheid wanneer ze
aan de armen zaten; welker korrels inderdaad volkomen gelyk zyn aan deze
to zamen gekrompen Luizen. Men vindt zo veelerleie foorten van deze kleine
Luizen, die haar voedzel van andere Water-Infeften trekken, dat het niet wel
mogelyk zy, die allen op te teilen: uit welken hoofde wy, ook door de belle
Vergrootglazen, menigmaal bedroogen, en tot allerhande verkeerde begrippen
verleid worden.
Na dus cen verilag van dcz£ byzonde^rheid gegeeveu te Iiebbeii ^ ga ife ovcr
tOE
mm j