4 H H I S T O R I D e R
I S v i ^ ' wyzen buigen of kromraen, en oök zo ftyf hotiden, d«t
1.ÄAJ1. gen klcju Eoompje gelyken; als aan de Figuuren by Lett. m. en »
LXXVIl.^'^n 'S- Ondertuflchen niaaken zy deze en diergelyke ftellingen zo veelerlei
dat het met wel mogelyk zy, dezelven allen te befchryven of aftebeelden Ms
deze Polypen, zieh volkcmen uicllrekken, hebben ze gemeenlvk de lengce van
een balven, doch zelden die van drie Vierde van een duim.
S.
Wanneer ik deze eerlle foort myner Polypen met hoornvormige atmen cmdekt
had, vielen myne gedachten tei-ftond op de Proeve, door middel van
welke anderen, uit eenen Polyp, dien zy aan ftukken geiheeden hadden, zo
vrele nieuwe Polypen kreegen, als 'er ftukken waren. Dan dewyl ik 'er nog
met veelen had, en vreesde, dat die proeve, waarin ik nog niet geoefFend
was, kwalyk uitvallen, en ik bygevolg myne Polypen verliezen mögt; zo verfchoove
ik die onderaeeming, in de hoop van 'er wel haaft meer te zullen
vinden; en vemiaakte niy voorts alleenlyk met de waarneeming en befchouwing
hunner verrichtin^n. Edoch dit vermaak was van körten duur: wom
toen ik ze twee of drie dagen bewaard hadde, kon ik dezelven niet meer
vinden; en ik verloor de meeften, als boven gezcgd is, in ¿inen nacht. Die
niaakte my opmerkzaam; en aangezien ik zeer begeerig was, om 'er de oorzaak
Tan te weeten, zo bragt ik myne Polypen, elk op zieh zelven, over ia
kleine Glazeh, waarin een weinig helder water was: maar zy verdweetieii
ook hier in, even als te vooren. Dit deed my denken, dat myne galten misfchien
verlooren gingen, door uit de glazen te klimmen; derhalve zette ik de
kleine glazen in grooteren, die ledig waren: dan deze voorzichtigheid was
insgelyks overbodig. Hierdoor kwam ik tot andere gedachten; ik gifte, dat
het water, waarin ik ze gedaan had, mogelyk de oorzaak van hun vergaan
was; en dat ze veelligt in 't eigen water, waaruit ze gefchept waren, langer
duuren zouden; raaar, fchoon ik ze ook daarin te gemoete kwame, het was
al wederom vergeeffch. Eindelyk begon ik te denken, of ook de lucht van de
Kamer hun fchadelyk en de open lucht hun dienlligef zou zyn: tocn ik dit in
't werk gefteld had, bleeven ze ook iets langer; maar 't was Hechts om een
enkelen dag te doen. Dit alles beproefd hebbende, ftapte ik 'er van Bf;.eii
bekreunde my niet langer over hunne behoudenis; maar eindelyk verkrecg ik,
tegen verwachting, 't gene ik zo lang gcwenfcht had: want toen ik 'er in de
maanden van Juny en July meer dan twintig byeen had, bleeven etteiyken
van dezelven eenige weeken lang in 't leven; waarvan ik echter de oorzaak
zo min bedenken ^ion, als van 't fpoedig vergaan der anderen.
Na dat myne Polypen tlU langet in 't leven bleeven, en ik 'er geen^gehrek
Z O E T -WA T E R - P O L Y P EN, 415
« a had, begon ik myne Proeven en onderzoekingen met dezelven voort teT^».
ttem Ik nam 'er zomtyds wel tien of twaalf op i nen dag en fneed ze
door zo wel in 't lange als overdwars; maar was ik m t begm met het lxxviI.
behouden der heele Polypen ongeliikkig geweeft, het ging met de ftukken
niet beter, nademaal zy allen in 't kort verlooren, en, zo ik gclooide, verfmolten
waren. Doch dewyl ik nog genoeg geheele Polypen had, en deze ven
bncerleefden dan ik verwachtte, zo vervolgde ik myne proefneemingen, lioonende
dat 'er «ens een onder veelen gelukken zou, t geen ook gebeurde.
Ik nam naamlyk ¿¿n der grootfte Polypen dezer foort, die geen jongen, maar
Zeven armen had: dezen fneed ik niet overdwars door, maar ik fpouwde denzelven
gelyk ik mcermaals gedaan had, met een teder en fcherp vlym, op
den 9 van den kop af tot aan 't midden van zyn lyf, in twee deelen;
derivyze dat 'er aan het eene deel vier, en aan 't andere drie armen bleeven
iitten Hierop weeken deze deelen dermaate van elkander, dat jeder derzdveii
niet zo zeer rond wäre, als wel plat of breed wierd. Den volgenden dag
waren ze echter al ronder geworden; hoewel de helft van den kop, aan ledef
deel, zieh nog tamelyk wanftaltig vertoonde; maar na verloop van ¡Even dagen,
aynde den 15 Juny, waren zy volkomen geneezen, en zo rond van gedaante
alsvoorheen het gantfche lichaam geweeft was. Hierop fpouwde ik het deel,
dat vier armen had, en eenigzins dikker was dan 't ander, insgelyks, zo dat
elk dezer deelen twee armen behielde; en na vyf dagen, den 20 Juny,
ren ze ook weder volkomen geneezen. Dus had ik van een Dier, dat in 't
begin niet meer dan ¿¿nen kop had, nu eene driekoppige misgeboorte gemaakt;
welke, wanneer ik dezelve door een middelmaatig Vergrootglas befchouwde,
waar door ik dezen Polyp ook afgebeeld hebbe, de gedaante van de 5Je FigJ's- 5.
op Tat. LXXVI. had. De drie Koppen zyn met f, u, w. getekcnd; x. is.^'^'
de ftaart, waarmede de Polyp op een grasblaadje y, z. zit. De eerfte Ihcde
hebbe ik tuifchen l. en u. gedaan, en de tweede tulTchen te. en tu. In deze
eerlle proeve, die my in zo verre gelukte, kon ik toch geen volkomen genoegen
vinden; want Indien ik 'er volkomen in gedaagd wäre, dan hadden deze
drie koppen niet alleen raeer armen moeten voortbrengen, maar ze hadden
ook hun voedzel door den mond moeten inflokken. Doch dit gebeurde geen
van beiden; fchoon de Polyp, tot myne verwondering, nog wel vier weeken
leefde: ook dreef hy geene jongen uit, hetwelk by anderen, op diergelyke
proefneemingen, mede gefchied is.
Nu ftaat my voorts nog het cen en 't ander van de geftalte dezer foorte
Polypen te melden, waartoe ons de LXXVIIK^ Tai. dienen zal; op welke ikLxxvir,
dezelve fterk vergroot afgebeeld hebbe. Het lichaam beftaat uit een enkelvoudig
hol kanaal, Fig. i. aan welks boveneinde een kolfachtig deel a. zit, hctß;».
welk eigenlyk de kop genoemd wordt, om dat de mond van het Dier aldaarii«.