H I S T O R I E
S. Iirx^
utn en K'tere Polypen van dezc ibort, zo als myne ccrfe waren '
- VIII „ijf ontdekken , vvaarin hun voedzel eigenlyk bellonJ ; dan ik vermoeddî
i-xxxix- wcl dra, dat het de kleinlle Watervloon en andere nog kleiner rondsom hea
zweramcnde Infeften waren , welken voor 't bloote oog naauwlyks zichtbaar
zyn. Ook iä my naderhand gebleekcn, dat inyne giffing gegrond was , dew^l
"ik de grooter Ibcrt menigmaal diergelyke Vloon cn liifeften met hunne armen
zag vangen , en vervolgens infloklien-. Echter fcheenen hun de onder dezen
rondzwcnimende Water - Slangetjes, die anderen Polypen veeltyds tot fpyze dienen
, niet aàngcnaam te weezen : ten minile ik hebbe 'er geen een gezièn
welke diergelyk een Skngetje indokte. Intuflchen hebbe ik by dcze.foort mcde
Wiiargenomen , dat, gelyk andere Polypen zonityds elkander inflokken, zo ook
hier de eene Polyp den ander, op eene gelyke wyze, tot over de helft, ja,
Rienigraaal bykans gehesl inflokte , en na een halfuiir weder. onbefehadigd'uit.
Ipoog. Wyder hebbe ik dikwyls gezien, dar een oiide Polyp zyn eigen Jong,
of het Jong zyn eigen Moêr haifwege inflokte , en een uar lang binnen Iiield.
ilet fcheelde zeer weinig , of dit gezieht haJ my weder op de gedachten gebragt,
dat deze inflokking eene foort van paaring wäre ; dan dewyl het iiict
zelden gebeurt, dat de ingeüokte Polyp , na de wederuitfpawing , leevcnloos,
b l y f t , zo wordt dit gevoelen even daar door genoegzaam wederlegd.
S- 13-
Onder myne Polypen , in de maand Oäoher gevangen , waren 'er voorts
- ettelyken, welken eene gantsch buitengewoone geflalte hadden ; naamlyk zommigen
met twee koppen en twee lyven , en één ftaart, zo als wy 'er, rcets
onder de Oranjegeelen op Tab. LXXXII. Fig. S, éen gezien hebben ; anderen
integendeel met één lyf en twee ilaarten, en diergelyke wangeftaiten mccr;
't welk daaruit ontilaan kan zyn, dat deze Polypen hier of daar gekwetiî waren
geworden. Op dit gezieht viel my in , ook inet deze Polypen nog eenige
Proeven te neemen, zo ora ze door inlhydingen te vermeerderen , als" om 'er
eenige zeldzaamc geflaken van te formeereg.
§. 14.
mm, door een goed te zamengefceld Miskroskoop waargenomen.) Meli vindt, zegt de Heer
Coize , de DierEjes ia de vogten, zointyds , in zo groot eene menigte, dar 'er ieder dropie
van wemele. Eene evengelyke wemeling zag men hier in den , dooj 't Zonne-Mikroskoop
vergrouten, Polyp. Zulks befpeurde men zelfs voor aan in de kolijes der Armen; inzonderheid
wanneer hy dezelven ingetrokken had. Deze oraftandigheid fehynt eene opmerkeiistvaardige
^oorzaak en een gewigtig uiteinde te hebben j maar ik wil de nafpaoring hier van, meC
den Heer GöiÄ?, liever aan meer ervaaren Natunrkundigen overlaaten , eil met heai bekenn
Oen , ¿«i « fe raa weile, dan deil glibberigen weg van het onzeker gllTen betreeden.
KLEEMANN»
Z 0 E X - W A T E R - P 0 L y P E N. 493
14.
Ik verkoos hier toe de grootfte Polypen, die geene Jongen hadden, en be-TAc ^^^
.von ze derwyzevan een te iplyten , dat ik zommigen den liop, tot aan t midden
van 't lyf, opkloofde , en anderen zulks van den Haare af deed. Hier-lxxxk.
door verkreeg ik twee foorten van gekloofde Polypen , die ik e!k in een by,
zonder glaasje deed; waar aan ik voorts een papiertje bond, op 't welk ik het
aantal dec Polypen , die in 't glaasje waren , naauwkenrig aangetekend had.
Dan dit van een fplyten geliikte my in alles niet naar wensch ; want veeleii
derzelven vervlociden , door de toegebragte fnede, in een groen iiip of flyra,
zo dat 'er zelfs het dropje water, waarin ik zo op een ftyf papier doorgefneeden
had , groen van wierd. Ik liet my echter daardoor niet affchrikken, niaar
herhaalde myne procve tot zo lange, dat ik eindelyk- het geluk had van verftheiden
dier Polypen te behouden. Van dezen bragt ik 'er , terfliond ha de infiiyding,
ettelyken onder myn te-zan-iengclleld Vergrootglas; en toen zag ik dat
de deelen , door de infnede gemaakt, niet half rond en eenigzins hol ,
m.iar breed en plat, gelyk een Lintje, waren; het welk nochtans meer
aan de deelen van den kop , dan aan die van den .ftaart te befpeureii
was. Na dat ik nu myne Polypen den nacht over gehouden had, befchouwda
ik ze den volgenden morgen met groote begeerte , en bevond , dat ze nog
allen verdeeld waren, en geene verdere verandering ondergaan hadden. Doch
toen ik zetelde, bemerkte ik,,dat 'er van die genen, welken ik den kop gekloofd
had, twee koppen. minder waren; dewyl nu zulks nieerniaals gebeurde,
maakte ik 'er geen andere gedachten van, dm , dat de verminderde Ihikken in
flym vergaan vuaren ; zo als my , by het doorfnyden , reets dikwerf gebetird .
was. Derhalve , om het getal , op het papiertje aangetekend , niet te verarideren
, zo vervulde ik de plaats der verloorene Polypen met zo veel anderen, die
op eene ibortgelyke wyze doorgeliieeden waren. Dan het leed geen drie nuren,
o f ik bevond 'er-weder twee minder; en, terwyl ik op nieuw een paar anderen
verdeelde, met oogmerk , om ze by de overigen in 't glas te doen, be.-
floot ik , dezelven eerfl: eens onder 't Vergrootglas te befchouwen, 0111 te zien,
of myne infnyding wel gelukt was. Ik; deed ze ten dien einde in een hol
glas, gelyk dat van een Zak-Horologie i en bragt ze met een weinig waters
daarin , onder 't Vergrootglas. Maar toen zag ik , tot myne grootfte .verwonr
dering, iets dat ik, Indien 't my van anderen gezegd en verzekerd wäre , bezwaarlyk
geloofd zon hebben ; im dat myne Leezers ook niet ligt gelooveii
zullen ; en echter iets , waar van zy zich-zelven zouden kennen overtuigen ,
Indien zy 'er op myne manier de proef van wilden neemen. Dit isis wonderlyks
bellond bepaaldlyk hier in ; dat ik deze Polypen naauwlyks door den kop
tot aan 't midden doorgefneeden , de beide deelen als platte Lintjes had zien
liggen, of ik zag , met verwondering , dat de eene helft van den kop de andere
helft aangreep , om die in te flokken. Terwyl ik nog bezig was, 0111,
door een naauwer toezicht, te beter overtuigd te worden van 't geene 'er ge-
R r r 3 beur.
if 4 •