" ' J
Z O E ' T - W Ä T E R - P O L Y P E N . 545
afiekende. De kop raet zyn dikken rand is aan beiden met </. getekend, ciiTab;
fcbvnt, by die vergroocing, uit grover korrels dan 't iy{ e. f . te beftasn. OoffJ'-^
Eie'reii hebbe ik altoos aan het dikke achcerdeel by f . , maar nooit aan
voorfte by e. gevonden. De ftaart loopt van g. tot h. aan 't einde iets fyiwc Leu, g.
t o e , en is, gelieel uitgeftrekt zynde, nagenoeg twcemaal zo lang als het lyf;i.
voorts fchynt by zo wel uic kleiner als grooter korrels te beihan. De Eieren
zyn altyd iets donkerer van koleur, dan het Diertje zelve; edoch fchoon ze
ons bruinaehtig-geel voorkomen, en niet loutere tedere korreltjes van eenerlele
grootte en gedaante bezet fchynen, zo vindt men ze nochtans tamelyk
doorzichtig. Door welk eene opening het Dier dezelven uitgeeve, weete ik
niet bepaaldlyk te zeggen; 'er fchynt geene andere te weezen dan de raond;
maar 't zou echter wel können zyn, dat 'er nog eene andere opening onder
den niond, ter zyde van denzelven, wäre, gelyk 'er aan den eerflen Vederbospolyp
op Tab. LXXV. Fig. 13. by j. en Letter r. befpeurd wordt.
Wamieer nu zodanig een Basterdpolyp alle zyne Eieren uitgegeeven heefc,
fterft by; waarop zyn lichaam eenigzins te zamen krimpt, en deszelfs doorzichtigheid
verliell; welke de kop cn de flaart echter behouden; vervolgens
wordt hy gantfch wit; en cindelyk vergaat hy geheel en al. De overige nog
te zamenhangende Polypen dezcr ¡borte had ik 00k gaerne willen onderzoeken',
maar eenige tufTehen beiden körnende iioodwendiger bezigbeden hebben my
daarin verhinderd.
' E r zyn nog dr!e andere foorten, welken met dcze reets befchreeven foort
van Basterdpolypen zeer na overeenkoraen; en wcl derwyze, dat men den
eenen ligtlyk voor den anderen zoude können neemen; doch op dat zulks
niet gebeuren möge, zal ik dezelven wat kennelyker befchryven. De eerlie
foort is byna potvormig, de andere heeft de gedaante van een vat, en de
derde is fchalraeiachtig. Van deze laatfte foort zal ik thans handclen. Hellende
de andere lot eene nadere gelegenheid uit. Ik neeme deze foort, die men
Den Scholmeiachtigen Basterdpolyp
kan noeraen, hier in de eerlle plaats tot myn onderwerp, overmits zy, met
de kleine Dieren van een jongen Zwerm des bovengemelden Knodsvormigen
Basterdpoiyps, veel overcenkomft heeft. Dczelve wordt meeil aan de onderzyde
van eene Waterhnze gevonden; waar aan ze zieh met het dtinne achterdeel
vallhecht. Op de XCIVfte Tab. ziet men in de 7iie Fig. eene met deze Tah.
Basterdpolypen bezette Waterlinze, in haare natnurlyke grootte,- en in de S'ieXCiV.
Fig. is ze llerk vergroot afgebeeld. Wanneer men deze Scltalmciachtige Fig 7,
Polypen befchoiivvt, zier men, dat ze byna alle oogenblikken van gedaame'"
Zde Deel ^ds Stuk, Aa a a ver-
Ni I
•w