mm m m
P t
55« H I S T O R I E
"TM- fteel, vvaar op hy zit, benevens den hoofdilam, waaruic hy gefprooten is,.
XCVm. geiyk de 3Je Fig. by Lett. h b. vertoonc. Als dit gefchiedt zwemmen zy op
¿ i veelerhande wyzea door 'c water, maakende nu eene rechte, dan eene ki'inke-
' l e n d e , en dan eene flangachtige Linie; nienigwerf draaien zy ook met eene
Leu. c. groote fnelheid in 't rond, en vormen eene Slakkenlinie, als by c. te zieo is.
Meer hebbe ik van deze Basterdpolypen niet te zeggen; derhalve zullen wy
nu onzc aandagc vestigen op
Den Pservonnigen B A s T E R D p o L Y p vier IVip perfpit z en ,
l i f t " j ' j ^ ^ ^ ^ Letten dd. en e. aanivyß.
en c.
4.
Waarom ik dezen Basterdpolyp den Peervormigen noeme,' zai men genoegzaam
können zien, als nien deszelfs gedaance wat nader befchouwt. Die
doende 2al men ce gelyk gevvaar worden, dac hy niec alleen door zyne gedaantc
van de voorige foort ce onderfcheiden is, maar ook door de vier
Wippcrhairtjes, van welken wy aan de eerilen flechcs twee gezien hebben;
niicsgaders door de lange ileelen, waarop deze kleine Schepzekjes zicteo. Him
doorzichtig lyf is mede wel geelachcig wie van koleur; maar aan 'c achcerdeel,
by den ftcel, beider; vercoonende zieh van boven, toc aan de ronde mondopening,
als of hec uic loutere korrelcjes ce zamen gefteld, of gepunfteerd
wäre; terwyl de mond-opening genoegzaam als mec een helderen ring omzoomd
is. Ute dezelve komen vier wipperhairtjes te voorfchyn, watir mede
die Schepzeltje, even als een Otcer, by een open mond, met zyne Tong gewoonlyk
doet, bellendig wipperr. Die Diertje maakt den mond nu enger,
dan wyder; waarby, in 'c cerlle geval, de wipperhaircjes verdwynen en te
mg getoogen worden.
§• 5-
D e ileelen, waarop deze Diertjes zicten, zyn, dewyl 'er veelen aan ¿¿neu
ftam Haan, by zommigen wel drie of viermaal zo lang als het Diertje zelve;
cn alle deze Beelen loopen cen iaatften irt einen tak te zamen, uic welken
naderhand een korter en dikker hoofdilam voortkomt, met wien een gantfch
bofchje dezer Schepzelcjes aan ¿en der vier Spriecen van onze Wacervloo,
IM.', d dFig. a. Lett. dä. e. en wel aan 6en van de twee grootften, vaft zitten;
waaraan ook nog eenige enkele Diertjes by e. te zien zyn. Voor 't overige
hebbe ik aan deze foort van Basterdpolypen, ook de bovengemelde op- en
ncdercrekkende beweeging, door de verkorting of verlenging van 'c lyf ontftaande,
zo wel als aan de voorigen waargenomen; mitsgadcrs gezien dat ze, even
als de anderen, met den mond, een wervelliroom of kring in 't water maaken.
6. On -
Z O E T - W A T E R . P O L Y P E N . 55 7
S. 6.
x c v i i r ,
f'S.
( • ' • It. I ,
i , rn.
Ondertuffchen droeg oiize Watervloo, in de 2ie JFig. afgebeeld, niet allecn
een bofchje Basterdpolypen van de laatlle foort aan zynen Spriet, maar 'er
hing ook een tweede aan een zyner beide (laartfpitzen. Zie /, k, m. Doch
deze Diertjes verlieren, allengskens, na dat zy 'er lang genoeg mcdc bezwaard
geweefl: was, hunne lleelen; het welk zeer vermaakelyk te zien was. By den
aanvang ging het ¿ene Diertje voor, cn het ander na enkelvoudig, gelyk aan
het bovenlle bofchje by f f . te zien is; daar na volgden de anderen, gedimrig ie«. //.
meer in getal, te gelyk, zo dat eindelyk de körte itam van 't bofchje benevens
de licelen overbleeve, en by een aan de Watervloo hangenden Vlocrbezem
te vergelyken wäre, als by Letter k. te zien is, terwyl 'er by /. nog
¿en aan 't bofchje zit, en 'er by m. een bezig is met zieh los te maaken.
Vermits nu deze Diertjes te zamen in een klein met klaar water gevuld
glaasje, waarin ik de Watervloo had, rond zwommen, zag 'er het water zo
troebel uit, als of ik 'er een druppcl melk in gedaan hadde; doch de Diertjes
bleeven nog wel een paar uiiren vlug en frifch; en ik zag ze, door middcl
van een Vergrootglas, niet alleen die opgemelde beweeging maaken gelyk te
vooren, maar ook, dat ze nu den mond ilooten, dan weder openden; dac
ze met de vier hairfpitzen wipperden, en telFens een wervelllroom in 't water
te wege bragten. Zelfs zag ik nu gantfch diiidelyk, dat ze, door die bc^
weeging, hun lichaam verlengden, als by g^., of als by h. cn weder
introkken; terwyl ze gednurig rond zwommen, en in 't zwemmen verfcheiden
cirkels en linien formcerden.
b, it.
De Peperhuisjesvormige BASTERD-POLYP, in Fig. 4. -FW-4.
oangeive e z en.
7.
Deze foort ran Basterdpolypen hebbe ik insgelyks, in de Lente en Herflf,
deels bosjes- of ftruikswyze, deels ook enkelvoudig en verftrooid, op de
voornoemde Watervloon ontdekt. Twee ftruikjes dezer Schepzeltjes zien wy
in de 4d<! Fig. met n». getekend. Het een zat voor aan de ondervlakte der Uit, tih,
Watervloo, tulTchen den kop en de flospooteh, alwaar de fteelen dezer Polypen
met den tak, waarop ze zitten, een dikken llam uitmaakten; het ander
zat boven ter zyden omtrent het midden van den rüg, en bedond uit ettelyke
digt by elkander ilaande tedere flammetjes. Bovendien zag men ook hier
en daar nog eenige enkelen dezer Schepzelen, welken, og zommige piaatzen,
njet hun drie of vieren, een tederen ftam uitmaakten, en dezen worden doosr
PCO. aangeweezen. Len.m,
B b b b 3 S. 8. Het
1
• ii »'; , !i! !•
« M i
: !l i
I'i ' i
• ,1' i '