I . Í ; " Í
i H i l
Ii; ! .. Í
( 11
I ^
V E R V O L G V A N DE B E S C H R Y V I N G
T A U
LViiI,
en iets kleiner Tand aangeweezen; die wel met hoekfpitzen voorzien, dochi
voor 't overige ñomp is. Deze drie tanden zyn zecr hard en fcherp; de koleur
is oranje - geel , eenigzins in 't b ruine valiende; en derzelver plaaczing
toont duidelyk aan, dat ze tot de verdere vermaaling der fpyze zeer bckwaam
zyii. Ook doen de genoegzaam van biiitcn ce zien zynde (lyve ribben, welken
om de Maag, die voor 't overige in eeno diinne huid beftaat, zitten, zeer
veel tot hunne beweeging. Op ieder zyde dezer i3de fig. ziec men een
fchulpvormig, ilyf blaadje, dat aan de Maag vail zit; en daaroratrent liggen
de beide üaap-of kaauw-fpieren; die diis doende niet alleen de Maag bedekken
en bewaaren, maar tcíFens, door haare ftcfke drukking., de kaauwingbevorderen
können.
U
f ' i -
i « / .
Í " J
P f .
Zut.
Litt.
Hier raede alle de Figiiuren van Tah. LVIII. nagegaan, en klaar befchreeven
hebbende, zullen wy nu Tah. LIX, eens oiider lianden neemen. Op deze
zien v/y in de I5de Fig. nograaals de Maag raec den Endeldarm vereenigd;
zo als zy zieh van de bovenvlakte, in 't water liggende, en dus iets vergroOt
* befchoiiwen laat. De wederzydfehe deelen,. van xx. tot yy. maaken de bruingeelachtige
ftoife uit, van welke bereits in §, 19. gewag gemaakt is. Nadien
ik deze deelen uit een Wyfje genoraen hebbe, zo moete ik hier nevens
melden, dat ze by 't Mannetje van eene gelyke geflekenis zyn. Wae verdec
die geelachtig-bruine ftoffe aanbelangt, waarom ik deze Figuur eigenlyk gemaakt
hebbe; het is allen Liefhebberen van Kreeften overbekend, dat ze
in de gekookte Kreeften een ter wederzyden gelegen gelykvormig lichaam
vertoont; 00k heeft zy in de nog verfeiie en geopende Kreeften de eigende
gedaante. Ze fchynt dan binnen eene dünne en tedere huid bellooten te weez
e n ; maar, uic den Kreeft genomen, en een tydiang in 't water geweekt
zynde, zo ondergaat ze, in zo verre, eene gantfch byzondere verandering,
dat ze haare eiien vlakte verlieze, en geheel als gepliüfd worde. Die ftoffe
verkrygc dan veel overeenkomfl: met verfcheiden by elkander liggende geele
Eidooiers of poeierkwallen, als uit de i6Je Fig. Lett. zz. blykt; en elk
^^"derzelven beftaat, op zieh zelve, uit veele tedere en weeke vezelen, zie.
Lett. , welken in een middelpunt ce zamen hangen. Doch als deze deelen
niet in 't water geweekt zyn, dan gelyken ze naar twee vctklompen, waarvan
'er aan ieder zyde een gelegen is. Boven hebbe ik gezegd, dat ze van
zommigen voor de lever en 't ingewand van den Kreeft gehouden wierden:
laat ik 'er thans nog byvoegen, hoe BELLONIUS by GESNER zegt, dat di
Maag van den Kreeft, door eene ftoffe, welke hy Mutis noemt, omgeeven
VJordt, die veele anderen, verkeerd, als deszelfs- drek hefchouwden, doch
hy voor de Lever hield. Daarbenevens fchryft WILLIS: dat 'er wederzyds
aan de Maag twee klier achtige lichaamen groeien; dat dezen vol voten en
ingc'iuikke'de gangen zyn; en dat is zo veel ab de dumie darmen vertoonen,
wel-
J i S T A C T I S F L J J V I A t i l i s
i l !