i l i " .
11:1 ili
«m ii'iÌS'illf
liìiil;!?:.;
'Ì'I^S-:';
-162 H I S T O R I E
Ta5i, overige foorton ntet zou können rackicn. OndercuiTchen mocte ik evenwel zeg-
^^"tot^' genen, welken ik in den Winter vond, zo vrnehtbaar niet
Lxxxvii.Icheenen te zyn, als die, welken ik in den Herfit gevangen had. Zy waren
niet zo flerk met jongen bezet, en fpreidden ook hunne armen, in dit koud
Saizoen, zo verre en zo lang niet uit, als anders; Ichoon zy even zo goeden
eetluil vertoonden, cn de rondsom zwemmende Watervloon opvingen eil inllokten.
Ik hebbo hiervoorens gezegd, dat deze Polypen, zo ten aanzien van de
licbaams - geilake, als van de jongen, van die vaii Tab. LXXXIV. ondericheiden
zyn ,• om nu dit onderfelieid wat duidelyker aan te toonen, zullen vvy
TAB. onze LXXXVfte Tab. befchouwen. De lengte van 't lyf dezer Polypen is zel-
LXXXV. den meer dan een diiini; en de Polyp, welken wy in de iUe iiVff. zien, be-
I. tiic lengte niet eens, Tehoon ik hcm in zyne natuurlyke grootte afgebeeld
hebbe. tly hangt met den Iharc aan cen grasblaadje nederwaarts het lyf is
volkoinen uitgeilrekt, en de armen, welker getal in 8 bellond, waren tamelyk
lang. Vergelyken wy nu dezen Polyp, met dien van de i'/V. op Tab.
LXXXIV., dan komt by, zo wel in koleur, als in de gedaante en lengte
zyner armen, nagenoeg met denzelvcn overeen ,• doch als wy bem naaiiwkeuriger
bezichtigen, zo bevinden wy, dat het achterdeel van zyn lyf, of de Staart van
dezen Polyp, niet alleen gantfch wit, maar ook zcer dun en teder is ; ja dat
hy ter piaatze, daar by aan 'c lyf zit, dünner uitvalt, dan aan 'c kolfachtig
deel, waarmedc hy zieh gemeenlyk aan andere lichaamen vali hecht. Het
daarop volgende lyf, 't welk doorgaans met den fiaart eenerleie lengte heeft,
is ter piaatze, daar het zieh met denzelvcn vereenigt, iets dikker dan by den
liop; zo dat het aldaar eene merkelyke afdeeling raaake, waardoor de ftaart
de gedaante van een ileel verkrygt. Dit zal men altoos waarneemen, het zy
de Polyp zieh volkomen uitftrekke, of zieh geheel of half te zanien trekke,'
ja dat meer is, men ziet het alrede aan de jongen, wanneer ze nog aan 't
lyf der Moeder hangen; wesbalve men dit, myns bedunkens, geruft voor een
byzonder kenteken, waardoor deze Polyp van de overigen te onderfcheiden
z y , möge houden. Dat nu ook de Staart van dezen Polyp eene bykans gelyke
¡engte met het lyf heeft, is mede aan de iUe Fig. te zien; en dat dezelve
die gellalte behoudt, het zy hy geheel of half te zamen gekrompen zy, blykt
Pig, uit de 4tfe en 51(6 Fig. Met betrekking tot de 4äe Fig. ftaat hier in acht te
cn's. ' neeraen, dat ik dezelve naar een Polyp getekend hebbe, die nog dik was,
wegens de nienigte van zyn genuttigd voedzel ; cn nopens den Polyp in de
Fig. 6. is j als iets byzonders, op te merken, dat hy nog een buitengewoonen
arm aan 't lyf had, welken hy, niet allecn te gelyk met zyne overige
armen, maar ook afzonderlyk, uit-en intrekken kon; C't welk ik aan meer
Polypen van deze foort gevonden hebbe;) en dat de tegenwoordige aan den
kop
hllllMi
IlrSTORIAE POLYPORUM.
l Ü i