5®4 H I S T O R I E
TAB. trent 34650 teilen könne. Dewyl 'er daarenboven nog ontelbaare andere Scliep.
LxxxViii ge v o n d e n worden, die, wegens hunne kleinheid voor onze bloote cogen
Lxxxix. onziehtbaar zyn, zo mag ik wel zeggen dat 'er nog duizenderleie andere oogen
e n meer dan ons bekend zyn , können vveezen ; en wy zouden gewis zeer
g r o f dvvaalen , wanneer wy ons wilden Inbeeiden, dat de werkmigen der Zinn
e n , by alle Schepzelen, zo gefchikt waren, als by ons Menfehen. Wy toch
können eenerlei oogmerk op verfthillende wyze bereiken ; zou het dan den
grooten Maaker niet veel raeer rcogelyk weezen, in vergelyking van Wien wy
niets anders dan onmagtige Aardwormen zyn? Het is bekend, dat eene zogenaamde
Kamer-Obfcura , waar in de buiten-voorwerpen zieh , door niiddcl
van een Linzenvorraig glas, zeer duidclyk en kenbaar, alhoewel in eene kleiner
geftalte, opeen Witten wand vertoonen, by onze oogen vcrgeleeken wordc.
Ondertuííchen is 'er niet altóos een Linzenvorraig glas toe noodig; want ik
kan 00k , door middel van een kogelrond , en halfkogelrond glas, de zeifde
w e r k i n g doen; allecnlyk tekent zieh bet voorwerp dan, naar de gerteltenis van
k glas, of verder af, of nader by. Alles nu wat hier het glas uitwerkt, doet
o o k het water, benevens andere heldere voehtigheden, wanneer ze in de daartoe
vereischte richting gefchikt worden. Als ik een ronden glasbol raet water
v u l l e , cn hem tegen de Zon houde, lain ik 'er niet alleen andere brandbaare
Hoffen , gelyk raet een Linzenvorraig glas, door aanfteeken ; niaar het vcrgroot
ook , even als dat, de naby zynde tlingen , en kaatil de voorwerpen,
in eene donkere Karaer , op een Witten wand, zeer naby te rüg. Even het
z c l f d e kan des Winters gefcliieden, door middel van een helder Ihik Y s , wanneer
men 't zelve de behoorlyke bolrondte gecft, dat gemaklyk te doen i t II;
n e e m , by voorbeeld , eene wanne Ichotel, zo als men tot het llypen van een
Braodglas gebruikt, en laat 'er het flukje Ys eenigzins in fnielten. Indien ik
' e r dan , met een klein lUikje geld of blik, een gaarje in boore, hetzelve mcc
e e n weinig wasch op den fchenkel van een Cirkel vartzette, en dan een druppel
waters op het gemaakte gaatje laate vallen, derwyze , dat het een recht
ronden vorm behoude, zo hebbe ik een Vergrootglas, dat alle de voorwerpen,
o p den fchenkel van den Cirkel , vergroot vertoont; en met even zulk een
dropje water kan ik ook andere Voorwerpen in eene donkere Kainer verkleind
vertoonen ; want alle waterdruppels, die nedcrwaarts hangen , krygen een plankonvexen
Fönn-, of eene vlakke bolronde gedaante -, en hoe beter dit uiivalle,
d e s te duidelyker is ook de werking. Verraits mi alle de heldere korrels onzer
Polypen eene byna zodanige vlakke bolrondte , als deze waterdruppels, hebb
e n , zo können dezelven hnn ook wel in plaats van oogen dienen. En men
z o u dus , gelyk men van zulk een Polyp kan zeggen, dat hy ileehts ééne Maag,
één Hart, en ééne Long heeft, mögen zeggen, dat hy raaar één Oog is; *
en dat daarom, uit -de (lukken van één Polyp , weder zo veele geheele können
worden. ä2.
Vermhs de 2«r te saraengeñeldc Polyp, volgens deze gedachten , vcelligt wat al te ejiMVOU"
T P
Z O E T - W A T E R - P O L Y P E N . î » 5
indien deze onderfclling nopens de Oogen der Polypen geene toeilereming T«.
iioo-te vinden, zo hebbe ik hog eene andere. Zouden ook de kolfachtige '
knopjes, waarmede de armen dezer Polypen eindigen, hunne oogen können LXXXIX.
zyn? Op deze gedachten brengen ray de Land-of Huisflakken; welken de
oogen op de punten hunner hoornen draagen, die zy, gelyk de Polypen himne
¡innen, können uitfchiiiven en intrekken. Byaldien men iny daaroratrent wilde
tcgenwerpen, dat de oogen dezer Slakken zieh, op de punten der hoornen,
yerioonen, als zwarte koraaltjes; en dat zulks aan de Polypen niet waar te
neenien is; zou ik zeggen, dat eenige Waiernakken insgelyks de oogen op de
punten hunner hoornen hebben ; en dat 'er echter geene zwarte koraaltjes aan
te befpeuren zyn. Om evenwel de waarheid te betuigen moete ik bekennen,
dat de eerile giffing ray meer behaagt, dan de laatile. En vraagt iemand ray hier
o p , waartoe zouden den Polypen zo veele oogen dienen? dan wil ik hem in
bedenking geeven, of raen niet opgemerkt hebbe, dat het eene Dier altoos
meer dan het ander, en ook dan wy Menfehen, zo wel .omtrent de kracht
der bev.^eeging, als der zir.nen, iecs vooruit • heef t ; om dat de manier van zyn
voedzel te zoeken, of andere omftandigheden, ter zyner behoudeniHe noodig,.
zulks vereifchen ?
23-
voudig gemaakt wordt, zo zal dit denkbceld ongetwyiTeld geene algemeene goedkeuring uog
vhlden ; maar . dewyl de ondervinding den Polyp tot een H-^dra, en andere z,eldaaame Woncerdieren
gemaakt heeft, zal mifTchien, gelyk de Heer Goeze vermoedt, de toekomende tyd
nog onrdekken, dat hec even zo min ongerymd is, hem gebeel Oog, en een in de Fabel
bekenden Argui te noemen. 't Is inderdaad zeer bczwaarlvk hieromtrent icts vaft te flellen j
gemerkt het volmaaktlle gevoel by de Diercn veelljgt de plaats der oogen kan bekleeden.
Den Polyp oogen toe te fchryven, of voor blind te houöen, hecfc beide, zegt de Heer
Goeze, zyne zwaarigheid. De Spinnen, welken een Radvormig hangweefzel maaken, in
welks midden zy hunnen Zetel veften, fchynen alle haare verrichtingen e»kel naar 'x gevoel,
't welk derzelver pouten en lichaam door de fchudding van 't Weefzcl, als 'er andere
înfeâen in hangen blyven, gewaar worden, te verrichten. Des niet tegenlUandc zien wy.
door 't Vergrootglas, dat deze Spinnen even Zo vcel oogen aan den Kop hebben, als die
genen, welken geen Netten maaken, en zondcr dezelven haaren roof weeten te verrafleni
•derhalve kon de zeer gevoelige Polyp ook nog wel met oogen begaafd zyn. De Heer LederiKuller
hKÎt ze him, in zyne Mikroskopifche Gemoeds-en Oogcnverlulüging, pag. 1/3,
niet alleen toegekeod, maar de Polypen op Tab. 82. Fig. d. zelfs met oogen afgebeeld. Hy
meent ze aan ieder zyde van den kop des Polyps, als eene zeer donkere vlak, waargenomcn
tc hebben 5 doch hy voegt 'er by, dat hy daaromtrent ' wel mis kon hebben. Dit
laatftc komt my zeer waarfchynlyk voorj aargezien noch ik, noch anderen, deeze oogen
hebben können outdekken; doch wcl donkere vlakkenj maar die 7.yn, gelyk de Heer Ccezff
met recht aanmerkt, niets anders dan de wortelen der Armen, die Zieh, de Polyp zat en
gezond zynde, duidclyk vertoonen, maar geheel verdwynen, als hy hongerig pf liekds.
^de Deel ^de SiuL T t t
K Í- E E M A W W,.
i . a ,
f :
P: > I
H: i i!; Ii'!'/
Î
...
i' • ,
: ,. .. . .!;