..itaäiüi
TAB
L X X .
35» V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
Ä S S I I S S :
S- 4-
F ™amg eene wyze ach ook de Rups, wanneer ze veranderen moet,
vaft-
O V E R I G E INSECTEN. 353
^ftmaakt Wanneer mcn deze Plaat oragekecrd befthouwt, dan gelykt de Pop
J - i kwaalyk naar een jong Maasje; waartoe de kop, racc zyne twee hoorn-TA».
achtiee fpitzcn, en hct ftompe deel, dat, naar den fchyn op den buik, doch
inderdaad op den rag van den nog verborgen Vlinder zit, zeer veel doet.
Haare koleur is incerendeds fchoon blinkend groen; van vooren aan 't nic-
Ihekende deel ziet mcn eene heldere groenachtig-geeie vlak, bcnevens eenige
anderen blinkende als goud en zilver; hoedanigen er ook aan de borfl; en
den kop te vinden zyn; doch ik hebbe 'er het zilver niet wel aan können
brcip-en- dewyl dit metaal door den tyd, op afgezetce figuuren, zwart wordt.
Volgens het bericht, dat ik wyders, nopens dit Infeft ontvangen hebbe, is •
lie Viinder juifl 15 dagen, na dat de Rups in eene Pop veranderd was, te
voorfchyn gekomen; ook wierd 'er bygevoegd, dat dczelve zeer veel gelykheid
liad met dien van 7'ab. XXXlll.; zo ten aanzien der grootte, als der
fcliikkinse van de vlakken, en andere Eigenfehappen; behalve dat de bovenvlakte
der-vier vleugelen niet bruin, maar zwart was; en dat de vlakken der
ondcrzyde veel levendiger en frifclier waren. Buiten dit ontbreeken echter,
'iiaii dczen Vlinder, de beide oranjegeele vlakken, met zwarte punten, welken
aan den voorigen, op de bovenvlakte der ondervleugelen, te zien zyn. Dit alles
toch doet iiiy denken, dat de Vlinder van Tak XXXIII. niiflchien wac oud,
en zyne kolenr deels verfchooten, deels vergaan geweeft zal zyn; dat ook
anderen zeggen zouden, wanneer zy den mynen zagen; en zy können znlks vry
dttidelyk befpenren, wanneer ze beide de afbeeldingen tegen elkander befchouwen.
Ondertuflchen zou ik de tegenwoordige afbeelding van de ¡de Fig.
op Tab. LXX. niet hebben können maaken, ingevalle zeker Begunftiger van
myn Werk ray den Vlinder, toen ik my te vergeeflch met de hoop gevleid
fad, van denzelven uit myne Pop te zullen erlangen, niet toegezonden had;
en dit heeft my in llaat gefteld om myne belofte, op pag. 178. gedaan,
eenigzins te können verviillen. Voorts hebbe ik op deze LXXtte Plaat algeleeld
De kleine Ueekgroene RUPS met hoog Carmynrooäe DoornfpHzen,
die zieh op de Berkeboomen onthoudt*.
De doornachtige gedaante der voorige Rupfe doet my denken op de afbeelding
* Dele kleine bleekgroene Rups, Met iioogroode doofncQ, is geene andere, dan die op Tab',
arf« Deel Stuk. Z z
I I I '
i
L !