:
..täi
•••lilW! I
•iilE!
m:
4SÖ H I S T O R I E DEti
TAB. en ten deele zonder Luizen, alleeii raet de voorgemelde bkaren bezet warem
LXXvniOu ^de Fig. van deze Tak vertoonc een vergrooten Polyp, waaraan zy bei-
IXXXIll'^™ gevonden worden. De blaaren zyn aan 't Lyf by d d. tot ä d., en de
Pig', 'Luizen aan de armen des Polyps met e e e e. aangeweezen. Deze Luizen zyn
foort van kleine Water-Infeften; hoedanigen men, in een druppel van
</• d- lang bewaard Water, waarin coli allerliande deeltjes van planten ce vinden
' ' zyn, door middel van een gering Vergrootglas, in eene ontelbaare menigte,
ontdeklten kan. Ik zegge, dat ze eene foort van Water-Infeften zyn; dewyl
' e r nog veele anderen gevonden worden, die, even als dezen, niet geeii
b i o o t e oogen te zien zyn, en echter raeertal van andere, fciioon grooter Inf
e i l e n , leeven; maar geenzins onder de Polypen zelven behooren, waarondet
zy nociitans van zommigen gerekcnd worden; en van welken ik in 't vervolg
verlilieiden foorten belchryven en afbeelden zal.
S- 34-
Wat nu deze Luizen, waarvan ik thans fpreeke, die de Polypen tot ten
dood toe kweilen, betreft, men vindt ze van ongelyke grootte; en ze zyn
doorzichtig van lyf, belialven dat men 'er eenige zwarte puntjes in ontdekt.
W a n n e e r ze in 't water zwemmen, vertoonen zy zieh eivormig rond; hunne
b e w e e g i n g , die nu Hangs - dan flakswyze gefchiedt, is zeer fnel ; waatdoor
ze gezwind in 't water heen en weder zwemmen. Wanneer ze zieh aan
een Polyp, of eenig ander lichaam vafl: zetten, dan veranderen zy hunne
eivormige geftalte; en worden fpoelvormig, van vooren en van achteren fpits
toeloopende. Men kan als dan, door middel van een Vergrootglas, niet zonder
verwondcring zien, hoe fnel zy aan den Polyp heen en weder zwerven,
zonder dat men 'er een enkelen poot, veel minder vecle pooten, aan ontdekken
könne*. In 't begin doet de Polyp alle mocite, om zieh van die verdetve
* De mecrgemeltie geleerde Heer Paftoor Coezs in ^leälinbilrg, welke de Hiftoi-ie der Polypen
van Treiiibh-^, met Jeizelfs goedkeuring, in 't Hoogduitrdi overgezet, en met de
Röfelfche vergeleeken heeft, melde ons. dat deze Luizen ook door liem befchouwd zyn.
Hy deelt, by die gclegenheid, oji de Vlldc Tab. zyner Overzetting, Fig. 12. tene vergroo.
tende Afbeelding van derzelver verandcrlyke gedaame mede,- en meent, niet weinige, niaar
veele pooten, en twee inwaarts geboogen haaken, aan dezelvcn ontdekt te hebben. Himlie
£eflalte was, volgens zyne waarneeming, zeer veranderiyki naamlyk, nu plat, dan hoedvormig,
en dan hoedbolachtig. Het ontbreekt my thans aan tyd, om zyne gedaane Ollidekkingen
te onderzoeken, en daar door te können nagaan, of de Luizen, welken iy
onderzocht heeft, met die genen, welken de Heer Röfel waargenomen heett, eenerlei, of
van eene andere foort waren: welk laattle niet onmogelyk is, aangezien Röjel zelf getitigc.
dat men 'er verfcheiden foorten van vindt. Deze Polypen zyn 'er, voor 't overige, dea
gantfcheii Zomcr mede geplaagd. De Heer Goeze heeft Polypen gezien, welken van augft
op den kop gingen ftaan, en wier armen reets afgevreelen waren. Vermits nu de Polypen
van natuur zeer teder van gevoel zyn, kan men zieh ligtlyk verbeeiden, hoe ze zieh bevinden,
wanneer duizendcn van die Luizen, met ontelbaare pooten. over hun hchaim
zwerven. Menigmaal worden zy 'er ter dood toe van gemarreld, en de Heer Tremhkj
meent opgcmerkt te hsbben, dat ze naderhand van dfze Diertjes aog opgevreetcn worden.
Z O E T - W A T E II- P O L Y P E N . 4 5 7
vclyke gaftcn te cntflaan; hy zoekt ze niet aüeen mec zyne armen van zieh afTan.
te llryken, maar hy poogt 'er zieh ook van te bevryden, door veelvuidige
uiirekkingen en inkrimpingen. Ondertiiflchen wint hy 'er weinig mede; vermits ¡ ^ ^ ¡ ¿ j ^
i j zieh ten eerften aan de armen, met welken hy ze traeht weg te flryken,
vailzetten; en daar by op en neder kruipen. Zelfs hebbe ik meer dan eens
crezien, dat ze van de plaats, daar ze zitien, op een oogenblik weglpringen;
i V eene kromme linie, gelyk Letter g. by de 4"ie Fig. aantoont, in 'c waterß;,..
tondzwemmen; en vervolgens met eene even groote gezwindheid tot den Va-Lm. s.
lyp te rüg keeren. De Polyp fchynt ten laatfte vermoeid te worden van dezelven
langer af te weeren; en dan geraakt hy in 't kort zo vol Luizen, dat
men hem naauwlyks meer voor een Polyp zoude aanzien; het dutirt vervolgens,
ook niet lang, of hy raakt zyne armen kwyt, en te gelyk met dezelven het
levcn.
35*
War nu de voornoemde blaaren d. ä. ä. d, eigenlyk mögen weezcn, hebbe
ik, nicctegeiilhande ray vecle Polypen, met dezelven bezet, zyn voorgekomen ' '
toc nog nicc können ontdekken. Midlenvyl bebbe ik evenwel, door de onderviodingi
geleerd, dac de Polypen, die ik met blaaren bezet vorrd, korc daarna
veclc Luizen hadden; het welk ray tot de volgende gedachten brengt. Hec is
den Liefhebberen der PlantgewaiTen bekend, dat de Oranje - Appclboomeii
dikwyls met eene foort van bruine Luizen bezet zyn; welken denzelven nicc
weinig fchade toebrengen, en die in grootte, vorm en geftake, veel overeenkonitl
hebben, raet deze vergroocte blaaren onzer Polypen. Als deze Boomluizen
nu hunne gewoonlyke groorte en ouderdom bereikc hebben, dan zecten
zieh de Wyf jes, niet allcen aan de onderzyde der bladeren, maar ook aan de
ftamracn en takken der boomen zelven; en men weet, dac zy niet ligt los zc
maa-
Doch dit is e\'enwel met gecn zekerheid te 7eggen; vermits de Polypen cindelyk in ilytn
vergaaiii wanneer ook de Luizen heil verlaaten cn ftervcn. Oiidertuflchen gcbeurt hetzomwylen,
dat de op hen verzameld gcwceft zynde Luizen vcrdwynen. Dit heeft de Heer
G'ieze oiidervonden. In Mai des Jaars I744. ^^g hy zyne Oranjegeelc Polypen vol Luizen i
io July waren ze verdweenen; en op het einde dier maand waren zy 'er weder. Men 011-
dcrvindc ook wel eens, dat deze Luizen den Polypen alleen den kop en de armen afvreeten
j en aan de zulken, welken de kop geheel afgevreeten was, heeft Trmbley een nieuwen
kop en nieuwe armen zien aangroeienj ook heeft hy cenigen derzelven even zo gocd bchouden,
als diegenen, welken 'er op deze wyze nooit van aangedaan waren geweelL Voorts
Ichyucn de zeer Luizige Polypen hunne koleur eer dan de anderen te verliezen. De Heer
Trembley heeft ze daarom van de Luizen zoeken te ontheffen, dour de Luizigen in ander
water te zettenj en ze telkens, ni ieder maaltyd, frifch water te geeven. Hy poogde ook
de Luizen tc verdryven» door Ken tnct het punt van een Penceekje over 't lyf te ilryken,
en door 't fthudden des waters af te fpoelen. Wyders heeft hy de Polypen, in 't water,
dat door doode Watervloon en vuiligheden aangeituoken was, eenigerniaate zien verrotteu>
weshalve hy goedvondc, hen dikwyls zuiver water te geevcQr
K L E E M A N N .
Zde Deel 2de Siuk, Nn ß
Tii^ 4 . . . I
,, I ,:(
Ii a
• ' i l ' V : f
I i
s l i i S f . ' ifg
h i