I
5 1 - , 11 I S T O R I E D E ii.
T'.::. XC. z o wecccii vvy toch, dat nict alleen Je groote Rivieren hunnen loop" verándcrd
hebbcn, inasr díic cok de Oceäan, of groocc Waereld-Zec reets veele
L a n d e n , die ce vooren onder zyne Waceren verborgen lagen, verlaaten, en in
tegcndeel andere plaatzen mee water gevuld heeft; het welk nooit zonder overllrooraing
gefchiedt; • ook is het overbekend, dat veele Bergen en Eilanden
door Aardbeevingen ontllaan, en uit de Zee opgereezen zyn*.
§• 5-
Ik achte hier raede zo veel over dit onderwerp gezegd te hebben, ais tot
myn tcgenwoordige doelwit behoort, en ga derbalve nu over toe iiet gene,-
waarora ik het voorgenielde bygebragt hebbe. Mcn vindt 'er onder dio
g e e n e n , welken de verileende Mosfelen en Slakken voor geen geweezen
Jiuvooners der Zee willen laaten doorgaan, die daartegen inbrengen, dat 'er,
onder de zogenaamde verííeende dingen, ook zodanigen gevonden worden,
die mcn nog nooit in Zee gezien beefc; en zy beroepen zieh, ter bekrachí
i g i n g e van hun zeggen, inzonderheid op de Cormia Ammonis ,of Ammombooreíi,
welken men ook Ammoniten heet. Deze Ammoniten zyn Steeñen
van vcrfchillende grootte; waarvan zominigen der grootíícn anderhSlven
voct of meer in dea doormeeter hebben; die echter allen cene foore van
Slakken verbeeiden, welken men nog nergens anders dan in Steen gevonden
hecft. • Zommigen zyn van oordeel, dat dezelven, dewyl men zodanige
S c h e p z e l e n nog nooit in Zee ontdekt hecft, door een Zondvloed met hun
gantfche geflacht uitgerooid zyn; raaar dan is de vraag, of 'er, om dat
raen diergelyke Slakken nog niet gezien heeft, daarom in't geheel geene zyn?
Kennen wy juill alie de Dieren, die zieh in Zee onthoiiden? En kan 't niet
w c e z e n , dat ze nict gezien worden, om dat hunne nianier van leeven is, beí
l c n d i g in het dicpile en op den bodem der Zee te blyven? Immers is het by
-de Geleerden tot nog zeer twyífelachtig geweeten, wat ze van het zogenaamd
e Rad- of Sterrcfteentj'e zouden maaken; en nu, dewyl de Heer Ch r i s t o b
M y l i u s , die op zyne reize naar Amerika, helaas! te vroeg gcílorven is,'ons
e e n e nieuwe Groenlandfche Dier-Plant befchreeven heeft, fchynt het genoegzaam
zeker, dat zy niet gemid hebben, die van gevoelen waren, dat dezelv
e n dceltjes zyn van de zogenaamde Lelicndeenen: ja die zelfde Befchryviiig
'toont ons, myns bedunkens, zeer duidelyk, van waar hun oorfprong af te leiden
zy.' Doch ik zal niy wat nader verkiaarcn.
• Mcn
Vermifs.myn bellek my niet töelaat, deze flöfe hier breedvoeriger te verhandclesi, vinde
het ggrafden, den nieuwsgierigen Leezer, die 'er aieer .van begeert tc weecen, tqt de volgen-
(ie Schriften te verwyzen. , ,
• Heer Johan GoHt. Krugers gefchiedenisfen der Aarde in de aller oudfte tyden.
'Hamburgs Mttgmjn JII. Deel, fag. 13,1. e» 4J0. V. Deel, 4t3> VI. Bed.ili-
J M - e n l l J .
Z O E T - W A T E R - P O L Y P E N .
s. 6.
5 ' 3
TiB, XC.
Men vindt naamlyk, onder de verfteende lichaamcn, ook kleine platte cii
ronde Steentjes, met een gaatje in 'c midden, welken uit dien hoofde den
iiaam van Trocbiten, Raderlleentjes of Molenfleentjes ontvangen hebben; en
voorts nog anderen, welken men, om dat ze niet rond, maar hoekig en Ster-
A'ormig zyn, Asterien^ of Sterrelleentjes noemt. Deze Steentjes zag men nii
eens san voor fpeelingen der Natuure; dan moesten ze gewrichten of ruggegraaten
van Vifchen zyn; en dewyl men 'er veelen op elkander zittende en
te zamenhangende vond, wierden zs • EnSrocbiten gcnoeind; doch eindelylt
iiep het gevoelen der meesten daar heenen, dat men ze voor gewrichten van een
Medufahoofd had te houden. Onder dezen is ook de beroemde Heer
SCHEUCHKER te rekenen, die 'er aldus van fchiyft: „Ik hebbe tot nog de
„Entrocios, Asterias, veraioedelyk, gelyk geileld met het Caput Meduße,
„of de Stella Marina quinta,' of de Scolopendroida, Rumph. Amh. pag.
„ 4 1 . Tah. XVI. een zeer zeldzaam Zee-Dier; 'c welk inzonderheid in de
„ K a s p i f d i e Zee gevonden zou worden, en uit 81840 Leden of gewrichten
„beftaat". (Zie deszelfs Meteorohgia et oryetographia • Helveticaof be -
ichryving der Luchcverfchyrizelen, Steenen enz. van Zvvitzerland, pag. 3S2.)
Ik zelve ben ook dit laatlle. gevoelen toegedaan geweeft, tot dat ik zulk een
natuurlyk Medufahoofd, 't welk eene foort van Zeellerre is, en ook wel een
Polyp genoemd kon worden, van den te Lubek woonenden beroemdeii
Namurkundigen Heer P. H. TEsnoRPF, myn begunftiger, die onlangs den
kleinften Indiaanfchen Vogel Colibri zeer fraai in gedieht befchreeven heeft,
vereerd kreege; waarvoor ik hem nogmaals dank betuige.' Dit Medufahoofd
i s juifl: het zelfde, 't welk ons R u m p h i u s op zyne XVIde Tab. vertoont.
Maar ik had het zelve, naauwlyks, ontvangen en nietopmerkzaamheidbefchouwd,
o f ik zag terilond, dat deze Rad- of Sterreileentjes geen gedeelte van 'c zelve
konden zyn; nademaal de takkige armen van dit Schepzel van hunnen ooriprong,
o f van den wortel af, tot aan 't uiterile einde, veel fchieiyker in dikte afneejnen,
dan de op elkander zittende Raderfteenen. Dan dit niet alleen; de Medufahoofden
zyn .daarbenevens. aan hunne binnenfte of boven-vlakte, en wel inzonderheid
by .'t aanbegin, met twee reien körte' doornfpitzen bezet; en tusf
c h e n , dezen hebben ze eene meer platte, ja zelfs eer uitgehoolde, dan
ronde verheven vlakte; invoege dat de leden waaruit ze beilaan zouden, in 't
.geheel geene overeenkorafl: hebben met de Raderfleenen. Van dit flag van
Steenen hebbe ik insgelyks onlangs eene rei op elkander zittende, of eene
Entrochite, ontvangen; die nagenoeg een vinger lang is, en aan 't eene einde
.een veel grooter Lid had, dan de overigen waren; die genoegzaam eene kroon
met vyf hoeken verbeeldde,' en zeer veel geleek naar het Steentje, 't welk de
•Heeren L a n g en S c h e u c i i z e r , wegens deszelfs geilaite, een Nagelileentje
^Tioemen. Hieruit beiloot ik, dat 'er op dezen nog een veel grooter aantal geilaan
moeH; hebben; en toen ik naderhand eciie zogenaamde Encrinite of een
S,de Deel ide Stuk. Vv v Le-
- i
Sffl üS! I