T Î B .
XCI.
TA».
XCII,
53a H I S T O R I E d e r
hem of geheel of voor de helft inderyl te zamen en te mgge. Als die
laatlle gefchiedde, dacht ik in "t begin, dat de Polyp een buit vermeellerd
had, maar nooiE, 00k by de flerkfte vergroodng, kon ik zien, woar in deze
buit beflond; zodat ik nict könne zeggen, waarin eigenlyk de fpyze dezet
Polypen beilaa; te minder, dewyl zy de kleinfte zichtbaare Wacerinfeaen
veeleer fcheenen af to weeren, dan te zoeken.
Ingeval deze Polypen hunne Vederboflin eens uitgebreid hebben, pronken
zy tamelyk lang met dezelvcn, en wel langer dan de eerile foort, indien men
ze niet iloore; en wanneer zulks gebeurt, trekken zy dezelven niet altoos te
rüg, maar zy verwarren ze in elkandet, en maaken ze dus korter. Wanneer
zo op den bodem van een Glas zaten, zag ik ze menigniaal met hunne Vederbosjes
zo praalen, dat ze dezelven boven zieh in de hoogte verhieven ; eij
als ik ze van de plaats neemen wilde, bevond ik ze tamelyk vaft te zitten.
Wanneer zy op den bodem weezen, of zieh van de eene plaats naar de andere,
of in de hoogte begeeven wilden, wisten zy zulks zeer behendig, door
eene langkzaame omwenteling van 't lyf, te verrichten. Op hoedanig eene
wyze zy zieh vemienigvuldigen, hebbe ik niet können ontdekken; hoewel ik
dikwyls, onder de groote VederboiTen, 00k een kleintje gezien hebbe, dat
een jong fcheen te weezen. Dan, of ze 00k door verdeeling te vermeerderea
zyn, hebbe ik niet können onderzoeken, om dat zy 'er tc klein toe waren.
Ook kon ik ze niet langer dan 14 dagen behouden; want ik moefl: deze
Polypen, om ze wel te bezichtigen, in een Idaar cn helder water doea,
waarin hun waarfehynlyk het voedzel ontbrak; nademaal hun lyf daarin allengskeiis
helderer en doorzichtiger wierd, en wel derwyze, dat het eindelyk flechts
een waterblaasje fcheene: niet tegenflaande dit alles pronkten zy nog met
hunne Vederen, tot aan het einde v.in hun leven,
Befehr ¡Ving van drieërkie S l a n g e t j e s , o/Wormen,
welken zieh, gelyk de jlrtnpolypen, vermeerderen,
als ze doorgefneeden worden.
I. N a 't bellend worden der ontdelkinge van den Heer Trembley, dat
niEil de Armpolypen, door 't van ee» Ihyden, kon vermeerderen, hebben
verfcheidsn Natuurknndigen de moeite genomen, om zulks ook met andere
Schep"
HISTOS.IAE POLYP OR UM.
T&b.xcn.
'.ff. SStfd'T^ rc fpa .
l'-iillHi'
î^ilf!
l l i i ' i
fi il i,
•ïl " •
•i'l • j .
s • iï '