TAB.
L X I V .
ftl
Iii
ST+ VE K . V O L G VAN ne BESCHRYVING
SHoe
veelerleie foorten van Scorpioenen 'er zyn, ksti ik met geen zekerbeid
bepaalen, doordiea de Scorpioenen in Duitfchland, en inzonderlieid in oiis
geweil, zeldzaam voorkonien. Docli JONSTON zegt, in zyne Hiß. Natural,
de Infectis &c. pag. 130., dac de Scorpioenen onderfcliciden worden naar
hunne Gepalte, Geflacht, Grootte, Kolew, en Krachten. Ten opziclite der
Geflalte, zyn 'er ( i . ) Bultigen, die, naar raaate van hun Idein lichaam, een
grooten Haart hebben. (2. ) Zyn de Scorpioenen of met een flaart, of met
geen ßaart voorzien, en zy hebben ¿en of twee Steekpunten of Angels aan
den Haart. (3. ) Worden 'er in Mauritanie, en , volgens bet bericlit van
LUCIANOS, 00k in Lybie, gevleugeläe Scorpioenen gevonden, die zulke dünne
cn doorzicbtige vieugels hebben als de Cicaden. (4. ) Ook zyn 'er ongevlettgelden
in die zelfde Landen. (5. ) Scorpioenen, die den Zeejplnnen en Zeekreeften
gelyk zyn. ( 6 . ) Scorpioenen, die zeaen of acht knoopen aan den
ßaart hebben, en fcbadelyker zyn, dan die "er raaar zes bezitten. (7.)
Staartige, of met ¿en of twee Angels, en Staarteloozen, gelyk de Scbiyvet
boven by (2.) reets gemeld heeft. Betreffende het Geflacht, zo bellaan de
Scorpioenen of C"-) in Mannetjes, welken dun, lang, aan den buik, aan de
Schaaren en de Angels vlakkig zyn, en een fchadelyk vergif bezitten: of (2.)
in Wyßes, welken grooter, dikker cn vetter, raaar niet zo fchadelyk zouden
zyn. Ten opzichte van de Plaats, zyn 'er in Afrika (i.) Scorpioenen, die
zieh in de Stad Pescara onthouden, welker Heek op het oogenblik doodlyk
is,- om welke reden de Inwooners, gedimrende den Zomer, de Stad verlaaten,
en tot in September op 'c Land leeven. (2. ) De Egyptifchen, ik de grootften
zyn, en welker Heek mede terftond doodlyk is. ( 3 . ) De Lybifchen,
welken htm verblyf op de aarde, en veele leden aan 't lyf hebben, of, als
boven gezegd is, met vleugelen voorzien zyn. C4.) Amerikaanfchen, die
wel de kleinllen, doch, naafl: de Afrikaanfchen, de vergiftigften zyn. (5.)
De Kaßilllaanfchsn, welken de Akkerlieden, by't omploegen der Landeryen,
met hoopen , gelyk de IMieren in de aarde, waarin zy overwinteren, by
elkander vinden. Aangaande de Grootte, zyn ze ( i . ) of zeer klein, gelyk de
Ameiikaanfchen; (2. ) of zeer groct, gelyk de Afrikaanfchen en de Oollindifchcn.
Ten aanzien der koleure, heeft NICANDEK zevenerleie foorten van Scorpioenen
befchreeven. ( i . ) Eene viitacbtige, wier Heek niet doodlyk is. C^.)
Eene tweede foort heeft een rooden bek, op wier Heek groote bitte, koorts
en een onverdraagelyke dorft volgt. (3.) Eene Geelacbtig zwarte, op wier
rtaek onpregelde beweegingen, met een (lerk lagchen, ontilaan. (4-) Eene
Groenachige, wier Heek koude en grilling veroorzaakt; en deze foort heeft
Zeven of acht knoopen aan den ftaart. (5. ) De vyfde foort is Loodverwig
en bleek; deze draagt een dikken uitgefpannen buik, vreet gras, en zou ook
met de tanden byten. Als een menfch, door zulk een Scorpioen gekwetll wordt,
krygt hy zvveerende gezwellen of bullen. De ( 6 . ) en {j.' ) foort bevatten de
bo-
D E R O V E R I G E I N S E C T E N . 31 5
boven gemeide Kreeftvwmigen. Wat elndeiyk ie Krachten, of hoedanighedenT«-
der Scorpioenen betreft, ze zyn of fchadelyk, of onfcbadelyk. •
Deze verdeeling van JONSTON hebbe ik met voordacht alhier geplaatil;
nademaal dezelve ons beknoptlyk kan leeren, wat 'er, van ouds af, tot op
• zynen tyd, van de Scorpioenen bekend geweeft is; maar, dewyl de berichten
der Ouden zeer fabelachtig zyn, zo zou ik deze verdeeling geenzins voor de
naanwkenrigile willen opgeeven. Uit dien hoofde hebbe ik ook voorts de
Nieuwen veel liever willen laadpleegen; en om die reden den koilelyken
Thefaurus van den Heer SEBA nagezien. Dan ook hier in vond ik nict.'tgene
ik wenfchte te vinden. Hy vertoont ons in 't Eerfte Deel op de /olle Tab.
een Scorpioen, dien hy den grootßen Braziliaanfchen noenit; en in de verklaaring
dezer Plaat zegt hy pag. iii. Vart dezcn hebbe ik in 't Voorhericht
(Prolegomenis)™j<i/w/i4' gehandeld. Tuffchen bet tweede en laatfle lid van den
ßaart zyn twee verhoogingen, en in '/• midden van dezelven is een gat of
hol A. gelyk aan den Scorpioen, die op den rüg ¡igt, No. 2. te zien is,
Dit maakte my zeer nieuwsgierig, om 't gene hy, naar zyn zeggen, in .'t
Voorbericht van den Scorpioen gemeld had, te ieezen; doch ik hebbS het
niet gevonden; alhoewel ik vier Exemplaaren van dit Werk, in vermoeden,
dat 'er in 't eerfie iets ontbreeken mogte, doorbladerde,. Ook kon ik de genoemde
opening A. in den Scorpioen, die op den rng ligt, niet vinden;
dewyl 'er wel eene tullchen de pooten, maar niet aan den ftaart te zien was;
waarby echter de Letter A. ontbrak. In No. 3. vertoont hy ons een Brazi- .
Uaanfchen Scorpioen met een duhbelen flaart, zeggende: deze beide flaarten
zyn, zo wel als de pooten, vol hairen; 'ooor 't overige komt hy in alles, ntcf
den voorigen Scorpioen, volkomen overeen. No. 4. leverr ons een Ceylonfchen
Scorpioen; cn daarby zegt hy: dat ook deze den Braziliaanfchen gelyk, maar
kleiner is; en op den rüg eene donkere zwartbruine koleur heeft. No. 5. is
cen Surinaainfche Scorpioen, waarvan gezegd v/ordt; deze is veel kleiner
dan de anderen; heeft aan de voorpooten lange en fmalle Schaaren, en is
geelacbtig van koleur. No. 6. vertoont twee Afrikaanfche Scorpioenen, een
Wyfje en een Mannetje. Die met de groote Schaaren, zegt de Schryvcr, is
het Mannetje, en de ander, met de kleinen, het fFyße. Van boven is hun
lichaam, gelyk by de grooteren, Kaßanje-bruin. De pooten en ßaart hebben
geene hairen, zo als de Surinaamfchen-, maar ze zyn kleiner en kort er
dan dezen. Doch Ichoon de Schryver hier van twee Scorpioenen fprceke,
vinde ik echter niet rneer dan eene Figuur by No. 6. Want de andere, omtrent
in 't midden van de Plaat naar beneden ftaande, en met B. getekend,'
fchynt 'er niet by te behooren, nademaal dezelve gantfch andere Schaaren heeft.
Op No. 7. en 8. vertoont hy twee Afrikaanfche Scorpioenen uit Guinea.
/ a n dezen wordt gezegd: dat ze een gantfch atiäef voofhofuefi hadden dan
S s a de