30Î V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
A a i - i a n g z e l van äe lefchr'jving der Ri v i e r - K r e e f t e N j
raakeiide den zogenaamden Sl a k k e n - K r e e f t , anders
ouk den H e r e m i e t , den S o l d a a t , en ^E» W ä c h -
t e r genoemd.
D E R O V E R I G E I N S E C T E N. 303
' grmter ixoräen, gelyk hy alle Dieren, die in Scbaalen -woonen. Ja zelfs hen
ik vaß van gedachten, dat alle de Kreejtflakken, van een zelfden aan^
cok eenerleie Scbaalen hehben. IVant de ondervinding leert ons^, dat ''er veele
¡borten van Kreeftßakken zyn, die niet alleen veel van elkander verfchillen,
maar 00k onderjcheiden foorten van huiien hewoonen; gelyk in de Konßkamer
mym Laders te zien is, en ik 00k nog in veele anderen gezien
' e n zal zelden eene Vcrzameling van Moflelen of Slairkcn, of vvel van
1 derzL-Iver SchiilpLn cn Hoorns, vinden, vvaarin 00k nict eene byzondere
foorc van kleine Kreelten gtzien wordt, die in een Slaldienhuisje zitten,
waarin zy liiinne ordenlylce wooning fciiynen geiiad te iiebben; en welken ik,
om dat ze den Licfhebberen genoegzaam bekend zyn, thans niet afgebeeld
hcbbe. Van deze foort van Kreeften, fchryft de Heer SwAMMERnAM, onder
andere door hem gemaakte Aanmerkingen, zo wei in 'r begin van 't 12Je
Capittcl pag. 64. ( Hoogduiifchen Druk ) als in zynen Brief aan den Meer
Tbevenot, pag. 84. hoe zy dwaalen, die van gevoelen zyn, dat deze kleine
Kreeften zieh van 't eene glakkenhuis in 't ander begeeven, en de eigen Inwooners
eeril: voor een ontbyt opeeten; dat inzonderheid iiit zyne befchryving
blykt, wanneer hy zegt: Men kan daaruit de nietigheid der gerückten afi
meeten, waarmede zieh de Liefhebbers van Hoorns en Schulpen vleien,
wanneer ze in hunne Konßkahinetten eenige Slakken - Kreeften vertoonen,
•melken, volgens htm voorgeeven, van V eene Slakkenbuisje in V ander loopen,
de ¿aarin zittende Diertjes opvreeten, en derzelver wooning in bezit neemen,
Om die reden geeven zy aan deze Diertjes ook de zonderlinge naamen van
Soldaat, Heremiet, enz. Doch zy dwaalen daariu zeer grof, maahen hunne
onervaarenheid openbaar, en hedriegen zieh zehen en anderen, met lußige
k-aiinkßagen, en ydele verheeldingen. Om nu Dok zyn gevoelenui t hoofde
van 't welke hy dit Schepzeltje niet Slakken - Kreefi, maar Kreeft - Slak
roemt, te bevelHgen, zegt hy niet alleen, dat het huisje, waarin deze Slak
woont, voor haar eigen huisje gehenden moet worden, 't welk zo viel vcor
haar gegroeid is, als het ook met haar opgroeit; maar hy vertoont daar betievens,
in zyne bygevoegde Afbeelding, in de ade Fig. van lab. XI. by
Letter i. aan de ondervlakte van den ftaart, dien hy den bulk noenit, een
klein uitfleekend puntje. En de Slak is, volgens hem, door middel van dit
puntje, derwyze aan haare fteenachtige fchaale of huid vafl gegroeid, dat zy
'er nooit nie könne, maar, zo lang zy leeft aan haar huisje vali nioete blyven
zitten. Dienvolgens moet dezclve haar huisje van 't Ei af mede brengen, en
het huisje moet ook, gelyk by de Land-en Water-Slakken, met haar aatigroeien,
en te gelyk in grootte toeneemen. Overeenkomrtij; hier mede zegt
hy vvyders: Devjyl nu alle Scbaalen van dtergelyke Slakken van eenerleie
geßalte zyn, zo hlykt daaruit, dat ze aan geen andere Dieren, maar aliceli
aan dszen, eigen zyn, als mede dat ze met dezelven aangroeien en
groo-
Wat nu dit laatrte betreft, dat 'er naamlyk veele foorten van Kreeftflakken
2yn, daar in Wille ik oozen Sehryver nict tegenipreeken ; maar dewyl ze
onderfcheiden foorten van huisjes bev.'oonen, gelyk de ondtrvinding leert, eil
•men in de Kabinetten der Natuur-ver.'amelingen menigvverf ziet; zo oordeeie
ik dat zulks volitrekt het gevoelen der gcnen begunliigt, die beweeren, dat
de Rreefflakken zieh van 't èene huisje in 'c andere begeeven, en 'er hunne
Wooning in neemen ; hec zy dan dat ze de eigen inwooners verteeren, of dat
2i deze huisjes ledig vinden Men ontdekt ze toch niet fleehts in zodanige
Slakkenhuisjes, die haar natuurlyk eigen fehynen, maar ook in die van Spiìo
f Schroefllakken; in ronde en glad gedrukte huisjes; als mede in die van de
Eogenaa-mde Perfpeftiefflakken, vvaarin ik ze zelf gezien hcbbe; mitsgaders in
Verfeheiden anderen , van welken raen al te wel bewufl: is, dat 'er '
andere Diertjes, dan onze Kreeftflakken, in plagren te vvoonen. Ik geloova
cok niet zonder grond , dat de Kreeftilak 'er toegefehikt is , oni haare
wooning in andere , én niet in eigcnlyk voor haar gefchapeii huisjes , te
zoeken; nademaal zy eene bedekking noodig fc! ynt te hebben; devi'yl haar
aebterdeel, of flaart, nooit met eene zo harde fchorie, als haar voorlle deel,
bedekt, maar genoegzaara naakt en gantfch week is. Doch het gevoelen van
Jacobinus, in Mufeum Reg. Seti. 11^. pag. 21. Edit. Ann. 1696. als of de
Kreeftflakken alleen haare wooning in de Slakkenhuisjes zouden krygen, wanneer
'er by toeval een Ei in een diergelyk huisje geraakt was, komt iny nict
waarfchynlyk voor; en wel om deze reden; dewyl ze in dat geval veel zeldzaaraer
zouden weezen, dan ze nu werklyk zyn. Bvaldien men my hiei' op
wilde tegenwerpen, dat de Krceftflak, vaft zittende aan het luiisje, waarin zy
woont, hetzelve noodwendig altoos gehad raoct hebben: zo zou ik daarop
antwoorden, dat zulks nog niet doorgaat. Schoon zy 'er aan vail çekleefd
zate, zou er evenwel niet uit volgen, dat zy 'er nan gegroeid was. 'Vcelecr
zou ik gcloovcn, dat het uiilleekeud puntje, door SwammV r i um aano-eweezen,
eene Slymklier is: door middel van welke de Kreeftflak een kJeev?ii<r vocUt
uitgeeven, en zieh naar believcn vaflhecbten kan, «aar zy wil; en°dat die
Itotte van tyd tot tyd harder wordt. Men befpcurt alcans aan de mcelie Slakkenhiusjes,
waarm nog werklyk diergelyke Kreeften gevondcn worden, of
^n V'^T tydlang in gewoond gehad hebben, veelmaals, dat :o
we eene byzondcro, harde, bruine en ruuwe Schaale overtoogen zyn; die
•We! veroorzaakt kan worden door het flym van den Kreeft, wanneer de »Ivo