JOO H I S T O R I E
m v i i , " ruimen , vecl grootcr zwaanghedcn op den hals haalen. Want in-
Lxxxvm ^^ de veelvoudigtieid der Polypen door de bloote Hoffe wü verkka
txxxix. „ ren , zal meu de enkele mogelyke oorzaak htinner werktnge , naamlyk d«
„ Ziel en Denkmgskraclit, verliezen; als welke alleen zodanige menlHien a™
„ deftoffe toefchryven, die geen acht Haan op het gene zy by ieder denkbeeld
„ denken. En even zo ongerymd zoii hec zyn , den Polypen eene deeibaare
„ Ziele toe te fehi-yven. Om nu in deze ten hoogllen bezwaarlyke Vraa"-e over
„ die onderwerp , de Waarheid of te vinden of naby te komen, dient men het
„ volgende te overweegen. Wy vinden in andere verfchynzclen Voorbeclden
„ dat de Natuur haare werking in haare werktuigen zeer veelvondig niaakt • in'
„ voege , dat 'er in het thans zichtbaare Werkmig., reets eene andere vooraf
„ bereide werking ligge opgeflooten ; die , na de wogneeming van de eerfte
„ ontwikkeld wordt. Wyders, fchoon het aantal van alle vooraf bereide lichaa-
„ men noodvfendig eindig zy , zo kan nochtans by veelen 't aantal der in e'l-
„ kander Hggende Werktuigen grooter zyn , dan wy inzien of ontdekken koii-
„ nen. By voorbeeld, in de Menfchen komen , na de eerfte tanden , de an-
„ deren te voorfchyn. Vermits nu by menigeen , na den anderen , nog de
„ derde volgc, zo fchynt het, dat de Natuur 'er veel meer in elkander heeft
„ gewikkeld ; maar dat ze niet allen ordenlykerwyze ontwikkeld worden. Veele
„ Dieren leggen hunne huid , hunne hoornen , ja ook wel gantfche leden af;
„ en daarop komen terftond anderen in de plaats te voorfchyn. Even zo is 'I
„ gelegen met veele Planten , van waar men , op het affnyden van een gras-
„ ftengel, terftond weder een diergelyken in de plaats ziet groeien. Men maR
„ gevolglyk hieruit wel befluiten , dat de Natuur ook zodanig eene onberny-
„ pelyk volmaakte Werktuigelykheid in de Polypen geleid heeft ; en da^a
„ daarom , in de plaats der afgefneeden ftukken , wel dra anderen groeien
„ Dan, dewyl 'er daarenboven uit ieder ftuk weder een geheel en bezield Dier
„ te voorfchyn komt, zo wordt men gedrongen om te vermoeden, dat de fchik-
„ king in 't hchaam van den Polyp op zulk eene wyze ingerigt is , dat 'er
„ meer Zielen te gelyk uit verfcheiden oorden , alwaar zy haaren Zetel heb-
„ hen, op zekere wyze werken; en dus de verrichtingen der Polypen genieen-
„ fchaplyk bevorderen; doch dat 'er ergcns eene daartoe bellemde Ziel is, die
„ het gantfche lichaam regeert; overmits de daartoe behoorende Werktuigen
„ aan haar onderworpen zyn, en de bezigheden der anderen zieh, zo lang het
„ Dier geheel blyft, naar deze moeten fchikken. Nadien 'er verder in 't
„ gantfche lichaam van den Polyp eene fterke drift naar zyne grooter ontwik-
„ kellng heerscht; van waar ook de Polypen van eenerleie foort onder elkan-
„ der meer in grootte verfchillen , dan andere Dieren van denzelfden aart; en
„ evenwel het fap , dat hier de plaats van 't bloed bekleedt, zoo taai is, dac
„ het by de doorfnyding niet wegvloeie, en dus de werking der werkzaame
„ Zielen niet benomen worde; zo mag men vooronderllellen, dat 'er, door
„ het afTnyden van een ftuk , ruimte gegeeven wordt, aan de pooging eener
3, Ziele , die zieh in dat ftuk bevindt, en n« de heerfchende moet worden.
, , üii
- M T r -
Z O E T - W A T E P. - P 0 L Y P E N. 50J
Uit dien hoofde is 'er, door middcl der daadlykheid van zodanig eene Ziel, TA».
", die thans op een andere wyze werkzaam is geworden , dan ze te vooren '•xx^vrir,
" was, zulk eene drift, dat daardoor de naallvolgende bewerktuig^ng ontwik-Lxxxis.
" keld könne worden. Wanneer inen dit alles nagaat is 't eenigzins te begry-
„ pen, hoe 't mogelyk zy, dat een afgezonderd ftuk een geheel Dier wordc
* De Heer Prof. C. Lor¿s* die reets io T Jaar 1769. te Npiirenberg Overleeden , en door
verfcheiden geleerdc Schriften beroemd geworden is, maakt in zyn voortreffelyk; Weckfchrift ,
genaamd , iie Eerc Goäs uit de befchm^jjing des Hemels en der Aarde, vierdc Deel, Neurcnb.
17Ó8. in-S". pag. 68. cn 6p. de volgende Aanmerking op de Gedacliten van den Heer
Cnjßjs : „ De Verklaaring van Cr//Jiijs Over de Tanden der Menfchen en de Hoornen der Die-
„ ren mögt, als een algemeen belluit, zomniigen niet voldoende voorkomen; maar zou mco
„ niet een evengelyk beüuit können opmaaken , uir de weder aanwallende liairen, die aige-
„ fneedcn zyn, van de Nagelen aan Händen cn Voetcn, en van de Schaaven en Pooten der
„ Kreefcen 5 En dit alles zo zynde, dan blyft nochtans de Ziel van den Polyp een onver-
„ klaard wonder. Indien ik , van andere kanten, nog eenige bedenkelykheden had over de
„ vergelyking der Ziele en der Stoffe, zo zon ik mync toeftemming geeven aan 't gevoelen'
„ der zulken, die aan een der Monarchen de Sunvereinileii over de loilliocnen der geenen, die
„ het lichaam uitmaakcn, toefchryv.n. In dit geval gelykt de Polyp , mer andere Infrtäeo van
„ die foort , naar een beroerd Ryk. Wiens enkele deelen een Regent onder zieh laaten opilaan.
„ Tot welke van deze beide gevoelens men ook overhelle, men is onzeker, of men den rcch-
„ ten weg niet mifle. De gantfche zaak fchynt onder de ClalTe der wonderbaare dingen, te
„ behooren, die nog veel van wonderwerken verfchillen. Ondertiilfchen moeten de Wys^c-
„ ren het niet envel opneemen, wanneer zy van een ander uitgelachen worden. Men ziet im-
„ mers, dat ieder Wysgeer , (even als alle andere Menlchen eene zekere byzoadere neiging tot
„ iets hebben, die menigmaal door den ommegang der Jengd gevormd en met denzelven in-
I, gevloeid isi) zyn vertronweling heeft, voor welken hy eene geheime neiging voedt, zon-
„ der die t e voelen. De Seftariifcn hebben, in weerwil van hunne gewaande onpartydigheid ,
„ nochtans een Afgod, al zon hy in hunzelven leeven. Deze, door de Menfchen zelven wel
,, opgemerkte, onbekwaaniheid in'tvolledig verklaaren vande Werken der Natnnr , verftrekt
„ intuifchen, zonder huB ter fchande te zyn, ter waare Eere G o d s M a a r , zo de gedachten
van den Heer Crußus niet in ItaaE zyn, om de zwaarigheden van den Prof. Lorbe. op te
lolTen , wil ik hem wyzen , op het onvergelykelyke en met een waarcn wysgeerigen Geelt
gefchreeven Werk, Conßderatims für les Corps organifés, van den Heer Bmfiei i en, voor
legenwoordig allcenlyk nog aanmerken, dat de vernuftigc gedachten van den Heer Crußus tea
eenemaale met die van den Heer Bounel overeenkomen. De laatftgenoemde naamlyk gecft
ons in' t264i t e Artikel víví zyne Collfideratiom fur ¡esCorps argatiifés, de volgende körte befchryving
van den Polyp : De Polyp is een werkmiglyk geheel, waarin ieder deeltje, ieder
„ kruimeltjc, ieder vezehje, beftendig zyn bell doet om te voorfchyn te komen. Gevolglyk
„ is daarin genoegzaam alles Eterßok^ alles louter kiem. Snydt men den Polyp in llnkken ,
„ zo zal men daardoor het voedzeliäp , dat anders tot den wasdom van 't geheele, of tot
), andere noodwendigheden dient, op dei n ieder Stnkje verborgen liggende Kiem afleiden."
De Heer Derome de Lifle heeft daarentcgen van den Polyp gantsch andere en volkomen nieuwe
gedachten, welken te vinden zyn in ' t derde Deel van het nienwe Hamburger Maga~
^ n , I7de Stnk, pag. 428. enz. in den Hoogdnitfchen Druk. Volgens zyn begrip is de Polyp
niets anders dan de wooning van eene ontelbaaie menigte kleinc Diertjes, welken de
Hulze, die zebewoonen, zelven gebonwd hebben. Hy houdt de korrelige deeltjes, die men
i n ' t lyf en in dc armen der Polypen waarneemt , voor zo veel kleine Diertjes , welken deze
Hulzc in gemeenfchap bewoonen ; en dezelve weder aanbonwen , wanneer xe by toeval of
voorbedachtlyk ergens gekwetft of gefchonden wordt. Maar hy heeft, dit bewecrende,. niet
U d s c h t , dat danj volgens zjnc ftcuing , de RegeawormeB, d« Nmden, de Duizendbeenen ,
S i l 3 eo
i - l k ] ' '
!:. ••I'll
fi ^li