;
i
i
;
s :
•ii:-
.'•'iî'
526 H I S T O R I E ß E R
T-.1.
XCil.
eenig teken van levcn venoonden, trokken zy myne aandacht op nieuws tos
zicli; en toen zag ik, dat het kopdeel zieh, gelyk te vooren het- gaiitfche
Slangetjc, om de op den bodeni liggende wortelen der Waterlinzen flitigerde,
en 'er voor- en jchterwasrts op en af kroop j mitsgaders vau den een op deîi
anderen, en 'er 00k van at. Het Staartftuk, daarentegen, bieef inmiddels nog
v/el op zyne plaats liggen, maar gaf evenwcl door verfcheiden heweegingetii
iiizonderheid als hst aangeraakt wierd, mede te kennen dac liet leefde. Nu
vcrloop van 24 uuren bemerkte ik, tot myne verwondering, dac de wondc
4an ieder deel reets weder geneezen was; en dat het Staarttok, aan zyn ge-
Wondc deel, allengskens dikker en kolfvormiger begon te worden, hoewel
liet nog eenige dagen gantsch wit bleeve; terwyl het zyn nieuwen fnuit vali
lîitftak en intoog; des ik niet anders konde vermoeden, dan dat 'er een nieuwe
Kop te voorfchyn zou komen. Den 20. der voornoemde maand ontdekte
ik ai werklyk aan t zelve, ter plaatze daar de oogen luoellen fiaan, twee
zeer kleine verheven ronde Wratjes ; en den 22. waren 'er niet alleen de
oogen, maar ook de iikkelvormige vlakken te zien,- en de nieuwe kop had
reets de geele koleur, gelyk mede de ondervlakte den mondwrat
Dienvolgens haddc ik nu uit één Slangetje op het onverwachtile twee Siangetjes
gekreegen, zondcr echter te weeten, of zuiks van zelve gefchied was,
dan of ik 'er, door eenige kwetzing, oorzaak toe gegeeven hadde. Het
Slangetje, uit het Staartlluk geboren, zocht nu-ook, even als het ander, zyn
voedzel; en ze waren zo gelyk aan elkander, dat ik ze bezwaarlyk konde
onderfcheiden. Daar benevens had elk hunner eerlang weder dezelfde lengte,
die ze, nog één Slangetje zynde, gehad hadden, Vermits ik ze nu terftond
niet van elkander afzondcrde, zo gebeurde het op zekeren tyd, dat één derzelven
zieh om den eigcnten Waterlinzen - wortel ilingerde, om welken een
ander zieh reets geflingerd had. Toen vertoonden zy zieh in de gedaant-, van
J";,-. 4. de 4ie Fig. alwaar hunne koppen by f f . en de ilaarten by g. te zien zyn;
Lm. f f zo dat ze, met de boven op den wortel zittende Waterlinzen, den met twee
Slangen omwonden ftaf, met den hoed van Merkurius, geleeken. Dit was
de oorzaak, dat ik dit Slangetje, ter onderfcheidinge van anderen, inzonderheid
dewyl men 't nooit ziet zwemmen of kruipen, den iiaàm gaf van 't
JHerkuurßangetje.
§• 8.
Dus bygeval gezien hebbende, dat dît Merkuurflangetje zieh, door eigen
verdceling, gelyk de Armpolypén, vermeerderén kon, zo beiloot ik eens tè
onderzoeken, of zulks even zo gebeuren zou, aïs ik het verdeelde. Offi 'er
de proef van te neemen,- fneed ik deze myne S!angetjes .dwars..door in twefc
' - ' ftuk-
2 0 E T - W A T E R - P 0 L Y P E N . Sä?
äukken; cn bragt de afgefneeden deelen van elk in een byzonder glaasje, ^atTjnik
ten dien einde gemerkt had: waar op ik vervolgens zag, dat die (lukken,
even als de deelen van 't eerfte Slangeqe, allengskens weder geheel, of tot
volmaakte Slangetjes wierden. De beide Kopftukken waren, binnen 24 uuren,
reets weder volledig; en bezig raet te knaagen aan de wortelen der Waterlinzen;
dan met de Staartftukken ging het, zo als de eerftemaal, langkzaanier
voort; dan eindelyk echter kreegen zy ook hunnen kop; en binnen lo of i i
dagen waren zy zulke volkomen Slangetjes, als de kopllukken ; zo dat ik 'er
nu, uit één Merkuurflangetje, vier hadde. Van deze vier maakte ik 'er, op
die wyze, wel dta 8; en dus herbaalde ik deze verdeeling tot zo lang, dac
ik 'er den 5. Augußus al 15 telde; die allen even volledig en volmaakc
waren, en van 't eerfte, dat sich zelve verdeeld had, hunnen oorlprong hadden.
S-9>
By alle deze veeivuldige verdeelingen Jeed, gelyk men ligc begrypen kan,
hec Slangetje, uic het eerile kopiiuk voongekomen, hec meeile; doordicn ik
hetzelve vervolgens nog vier of vyfniaal verdeelde; en des nicttegenihande
bleef die zelfde kopftuk nog even frisch, en greetig naar .^^yn voedzel; en hec
afgefneeden deel v^^ierd altoos, zo als by de anderen, herfleld. Doch het
nieuwe deel kon tamelyk lang en zeer eigenlyk van 'c oude onderfcheiden
worden; vermies hec zyne behoorlyke dikce en krachten kngkzaam kreege, en
ook niet cen eerften zo donker van koleur wierd als , hec kopftuk was. In de F'g. p.
¡pde Fig, is die oude kopftuk van m. tot n. te zien; zo als hec raec zyxi^-^'-
Mondwracvan den wortel eener Waterlinze eet; en van n. COE O. ziec men " ' '
hec nieuwe deel. Het ingewand vertoonde zieh hier aanvangklyk niet zo bandachtig
gewonden, als in 'c oude deel; fchoon hec ook gewonden wäre, vecleer
fgheen hec zo veele leden te hebben als 'er omwindzels moesten zyn;
doch toen *t zyn vollen wasdom verkreeg, had het niec alleen dezelfde gedaante
als hec bovendeel, maar ook de noodige opening ter ontlosfinge der
vuiligheid.' Alles wat hier gebeurde, gebeurde ook by andere diergelyke
deelen der Slangetjes,* en zy moeften nog wel inecr ondergaan; dewyl ik hec
oudfte kopftuk alcoos meer dan de anderen plaagde, en 'c zelve menigmaal
weder in ftukken fneed, eer de nieuwe deelen volwaflen waren; zonder dac
hec *er eenig nadeel by leed.
S- 10.
OndenuiTchen liet ik het, toen ik nu meer van deze Slangetjes had, daarby
niet blyven, dac ik ze alleen in twee ftukken fneed; maar ik maakte 'er
ook drie van; wanneer he: middelftuk doorgaans kleiner was, dan de beide f/^. ß.
an^
•:•! I