5 H H I S T O R I E DE R
T « .
x c i i .
gedingerd is, zonder zieh verder te beweegen, dan dat het zieh aan detj
z e l v e n dikwyls op cn af winde, of zieh ora een anderen Wortel heen ilingert.
D o c l i toen iii deze af b e e lding voltooid had, bragt ilt een derzelven, in eeii
H o r o l o g i e g l a s , onder myn Milcroskoop; wanneer ik met verwondering zag,
dat hetzelve, ten aanzicn viin zyn m^sikzcl, en inzonderheid ccn opzichte van
den kop, den grooten Siangen en Adders volkomen gelyk was ^ waarvan ons
Fig. ü. de 2cle Fig. ten bewyze kan dienen. De Letters hk duiden een gedeelte
Leit. den Waterlinzen- wortel aan, ora welken het Slangetje geflingerd was;
C,sind. ijop ^ ^ uiterfte einde of den flaart van 'c Slangetje. Aan
den kop waren, gelyk aan dien van grooter Siangen, een paar fchoone
F ' l - 3> zwartblinkende oogen te zien; als niet alleen in deze, maar ook in de Qde,
5 MS», sie en ptie Fig. duidelyk blykt, in welken dit Slangetje by Vergrooting af.
g e b e e l d is. Schoon nu deze kop in alles zyn behoorlyken vorm hadde, kon
i k 'er echter geen bek of mond aan ontdekken; alleenlyk wierd ik eindelyk
z o veel gewaar, dat het zyn bovendeel, of den ihuit, op veelerhandc wvze.,
ten opzichte van de geftalte, veranderen kon. ' '
Betreffende de lengte van dit Slangetje, ik fchatte hetzelve op anderhälreii
d ü i m ; doch 'er is geen zekere maat van te bepaalen; dewyl men 't nooi:
geheel uitgellrekt te zien krygt. De Kop is het dikfte deel van "t Diertje,
en het daar opvolgende lange lyf is nagenoeg overal even dik, behalve dat
d e flaart iets dunner wordt, cn meer ilomp dan ipits eindigt. De hiüd is
gantsch helder en doorzichtig; doch hier en daar met enkele körte hairtjes
bezet. Dezelve is beider geel, welke koleur echter het fchoonfte aan den
kop en den hals is; alwaar eenige zwarte vlakken zyn, van welken de bovenile
op den kop de grootfte is, loopende wederzyds tot achter de oogen
c m ; doch in 't midden wordt zy door eene heldere iinie genoegzaam in twee
deelen gefcheiden. Op deze vlak volgen drie andere', die even wyd van einander
afflaan, en fikkelvormig zyn. De overige, naar het uiterlyk aanzien,
d o o r het gantfche Slangetje heen loopende vlakken, die met de voorigen
verbanden fchynen te weezen, zyn eigenlyk geen vlakken, maar bruine door
d e huid heen fchynende ingewanden,- welken zieh voor 't oog als een om
c e n ftaf gewonden band vertoonen, en, door het gantfche Slangetje heen,
eene gelykvormige gedaante hebben, zo dat men 'er geen dikker deel, daar
Bien anders de Maag zou können onder.1elien, noch donner deel aan bef
p e u r e ; ondertuITchen zou de plaats der drie fikkelvormige zwarte vlakken weJ
d e Zetel der Maag können zyn.
_ 5-
Wanneer ik zodanig een Slangetje, in een met ivater gevuld glaasje, 24.
BUZ
O E T - W A T ER. - P O L Y P E N . S^S
t n i r e n , of iets langer, liet liggen, begon het eerilgemelde brume mgewandr...
allenskens helderer te worden; ook zag ik, dat het diertje eemge yudighe,dxC!t.
.reloosd had. By deze omftandigheden was ligt na te gaan, aat het myn
Slani'etie aan 't noodig voedzel ontbreeken moef t ; gaeme had rkhetzulks willen
b e z o m e n , maar 't was my onbekend waar in 't beilond; eindelyk fchoot my
te binnen, dat milfchien de Waterlinzen of derzelver worielen liun voedzel
waren. Vervolgens zag ik ook dat het Slangetje, zo dra als ik wat Waterlinzen
in 't glas bragt, zieh ten eerllen zeer behendig om een Linzenwortcl
(lineerde; als raede dat het, hoewel zeer langkzaam, en altóos met den kop
o p m a r t s gericht, daarby op cn af kroop; terwyl het teffens zynen fnuit op
verfcheideS wyzen veranderde. Wanneer de fnuit, by voorbeeld, zo Ipits toe
was als in de 2''« Fig. by c. te zien is, wierd dezelve wel haall zo breed,^.^. 2
als de sie Fig. by c. vertoont; op andere tyden maakte het Slangetje dien öfnuit
zo lang,"dat hy zieh, gelyk by ¿. in de s^le iffä. achter over booge,
en dan weder had hy de gedaante van dien by m. m de jde Fig. Ondertufichen
kon ik, by alle deze veranderingen van den fnuit, toch geen tekenfö. p.
van den mond ontdekken; tot dat ik ten laatfte, aan de ondervlakte van den i«?.
k o p een klein wratje befpeurde, 't welk het Slangetje nu langer, dan korter
maaken, en ook, als het wilde, geheel intrekken kon. Men ziet dit wratje
b v " in de Fig.\ doch als het ingetrokken was, fcheen het altyd, iisFg. 2.
o f 'er aan den kop van 't Slangetje een mond wäre, even als andere Siangen i ' " - sh
e b b e n ; gelyk in de 3Je Fig. by f . te zien is: op een anderen tyd vertoonde f ' i . 3.
zieh dit Wratje weder zo groot als het by p. m de pde Ftg. en by g. in de^"/-^
5 d e en Fig. afgemaald is. Na dat ik dit Wratje eens ontdekt had, liet¿/; f
ik het nooit myn oog ontgaan; en eindelyk befpeurde ik ook, door ecü F,e.' i
middelmaatio-'Vergrootglas, dat het werkelyk de mond van't Slangetje ware;e«'6.
nademaal ik zeer duidelyk bemerkte, dat het de buitenfte groene huid van
de wortelen der Waterlinzen daarmede afknaagde, of fchaafde, gelyk de pJe p.
Fi' by p. vertoont. De wortel verloor dan daarop haare groene koleur, ericen, p,
wierd gantsch wit en doorzichtig; het welk ik te vooren wel meer waargei
i o m e n , maar altoos aan eenig bederf van den wortel toegelchreeven had.
e .
V a n nu af wierd ik des te fierker begeerig, ora op het doen en katen
van myn Slangetje te letten. Maar ik verfchrikte niet weinig, wanneer ik
o p zekcren dag, zynde den n . July, hetzelve, zo ik onderllelde, zeer befchadigd
bevond: want het was, omtrent het midden van 't lyf, als afgeb
o n d e n , en zyn ingewand fcheen van elkander gefcheurd te zyn; gelyk in de
3<ie' Fig. by e. te zien is; ook fcheidden deze deelen kort daarna van elkander. 3.
T o e n dacht ik, dat myne proefneemingen een einde hadden; te meer, dewyli«/. r.
i k , in weerwil van alle myne aangewende poogingen, geen Slangetje van die
f o o r t meer vinden kon. Dewyl echter de beide afgezondcrde fiiikten r,o¿
W w w a te -
Iii