<¡60 V E R . V O L G VAÑ DE BESCHRYVING
LXKI a n'"'?. dui r a , en zy zel.e, volgens Fig. c. 7., aldus
Meclibram van koleur, raet eenige donkere gevlarade linien, die denzclv«,
d e godaante van glad nooteboomcnhoLic gaven; zyndc voorts, even als de
o v e n g e ledcn van 't lyf, met körte hairen bezet. Her lyf zelve is raet zo
verfcliillende witte, graainve en zwarte vlakken en Knien vercierd, dac het
bezvvaarlyk zoude vallen dezelven te befchrvven; weshalve ik den Leezer licver
rot de afbcelding zelve wyze. Evenwel moete ik nog aanmerken, dat nien
do mkervmgen door okergeele dwarsllreepen onderfcheiden ziet; en dat 'er
aan de zyden eenige punten van gelyke koleur gevonden worden. De acht
paar pooten, van welken de buikpooten en nafciiuivers langer fchynen dan
naar gewoonte, hebben insgelyks eene okergeele koleur.
INa dat myne Rups ettelyke dagen gevaft had, begon ze haar droog en
verdord voeder aan kleine ilukjes te byten; en die ftukjcs te mengen onder
de draaden van 't fpinzel, waarraede zy bezig was zieh in te fpinnen. Deze
^ ( i . f . g . w o o n i n g , vaardig zynde, had de gedaante van Fig. c. 8.; en na verloop van
9 . dne dagen vond ik 'er die Pop in, welke in Fig. c. p. te zien is. Zy had
m 't begin eene groenachtig- witte, en kort daarna, op den rüg, eene roode,
e n aan den buik eene groenaehtige koleur; en deze beide koleuren vermeng-
• den zieh aan de zyden gantfch ongemerkt niet elkander. Maar gemerkt deze
P o p naderhand veel donkerer wierd, gaf zulks my te kennen, dat ik haar
wat te vroeg afgemaald had. Doch indien my toen bekend geweell: wäre 't
gene ik naderhand ontdekte, zo zou ik noch' de Rups, noch de Pop afgebeeld
hebben; want, na verloop van dric weeken, zag ik 'er, in plaacs
van een onbekenden Vlinder, dien uit voortkomen, welken ik in 't eerlte
D e e l , in de tweede Clafle der Nachtvlinders, op Tak LX. reets vertoond
hebbe. Nadien ik echter de Rups al vaardig had, zo oordeelde ik het niet
o n d i e n f f i g , dezelve bekend te maakcn; vertronwende, dat het veelen niyner
L e e z e r e n toch niet onaangenaam zal zyn, deze Rups te leeren kennen; te
m e e r , dewyl ze, zo wel in koleur als in grootte, zeer onderrcheiden is van
d e voomoemde op Tak LX. niaar den Vlinder nog eens aftebeelden kwani
my overbodig voor.
De donker e, kaneelbruine, of bruinroode Rvps, met ärie
hooggeele , lindvormige ßreepen , een hruinen kop, ea
zodanigepooten; bäoorende tot de bovengemelde Clajje.
§ . I.
Had de tegenwoordige Raps zo wel vier, als drie geele llreepen gehad,
waar
D E H O V E R I G E INSECTEN. 3 6 1
'er ¿in over 't midden van den rag, en de be.de oyerigen längs deT«^
" C l o o p e n ; en byaldien ook de kop nevens de pooten vleefchverwig, m ,
T o , r v a n bruin, geweeft waren, zou ik haar gewislyk met als eene my
d l kende Rups hier geplaatft hebben. Zy zou, dus voorkomende, geen andere
. «ef t zyn, dan die gene, welke ik reets op Tah. LH. m ' t eerlle Deel,
^ n de tweede Claffe der Nachtvlinders, afgebeeld, en omftand.g, w haaren
r n t f c h e ™ vensloop, befchreeven hebbe. Maar dewyl ze in al het bovenge^
S r v " n de andere onderfcheiden is, als uit de beide afbeeldingen blykt,
••¿0 verdient ze eene byzondere meldlng.
s .
Haare lengte beloopt, gelyk Fig. d. 10. aantooiit, omtrent ein duim. Zyp.^jjo-
„ierd in de maand Jugußus, niet verre van eene Hegge, in t gras gevon-
I n en dewyl ik haar iaerne behouden wilde, zo Het ik myne Rups twee
ge'n achter'een, geen gebrek lyden aan allerhand loof en gras; ja ik
bran haar zelfs op eene Weide in 't gras; maar zy wilde van t een zo mm
als van 't ander proeven*. Hierop had ik geen andere gedachten, of zy was
v-rlooren; en het Heek ook wel dra, dat ze krank was; alzo ze vervolgens •
,höe längs hoe zwakker in 't kriüpen, en het lyf hoe längs hoe fchraaler
wicrd; tot dat ze eindelyk het leven verloor.
De glaäde en vleefchverwige RU P S , met groene en zwarte
afgebrooken Unten, die op de Zmring leefl; benevens
haare Pop. Behoorende mede tot de tweede ClaJJe
der Nachtvlinders.
Toen ik deze Rups, weinig meer dan ¿¿n duim lang zynde, m de maand
f u h , aan de Zuuring vondf, terwyl zy bezig was met haare maaltyd te doen,
hedacht ik my niet lang, om haar in deze bezlghcld te ftooren; ik nam^de
• Ik vond tar in de maand Septmler 17&, en zag dat 7.c van d= Mos-DiM at; cckir
hebbe ik zc ook niet tcr veranderinge können brengen.
K l e e m a n n -
t l k vond taar ook aan cen grasftcngel, al eetende, litteni en in myne B]vKgzelen ietbe
ili op Tab. XXIV. dit Infea in 't gehecle bdoo'p der vcramlcrrogc, benevens den daar uit
voorckomenden Vlinder, afgebeeld.
K LSSMAN Ff
•iie Deel, ids Stüh Aa a
iß'-
Itf'l
i r