34« VERVOLG VAN DE BESCHRYVING
T A B
LXVlIl.b
»^ijiiÄ-ChjfcjfcÄA^ IT j+tjfeifc A * + + -I- + .
De Baflerd Galw^pe, die uit de halfronde, rood en
geet geßreepte Galappden voorkomt.
T A B . LXIX. i Í Í ^^ "V twceerleie groóte en elkander veclal
eriefewinon " ''»evens de^ d.ar uuvoononde tw e!
ftLT^^f V ^'•'»PP^l^ befchreccn. Van de
eeiftcn hebbe ik van /,ag tot ,94 gehandeld, en de afbeeldingen, da,r
by behoorende, zyn op 2al,. XXXV. e„ XXXVI. te zicn: de bffch yvmff
der tweede foort gaat van .53 tot afij, en men vindt der^elver afbec!
f'"'^"' my bekende Zeven IborL
van Gallen der E,kenboomen, welken ik op .82. geraeld hebbe; ven,ms
Ik de eerllgenoemde nog niet, maar deze al in zo ve?re onder.ocht hebbV
dat Ik er, zo geen volledig, ten minfte een behooriyk nariciit van geeven
n envolpns faefehryve ik thans de half kogelvonmge, of eenig^lns platgediukte
Gal; die raet haare breede vlakte aan de onder^yde van een EikenbM
vallzit; en welke, voor dat ze nog volkomen ryp is, met hoogroode, verheven
ruvve, en op een geelen grond ilaande ftreepen vcrcierd is. Deze halfronde
of knoopvormioe Galappel wordt, even als anderen, in Sepisml^er by
menigte aan on^e Eiken gevonden; hoevvel niet aan alle Eiken zonder ondericlieid.
Ik hebbe dezelven meefl: ontdekt aan een kleinen, oiiden Eikenboom,
J e in onze Landrtrcek, onder andere boomen, aan een grooten Vyver allen
ftond Wiens biaderen, zo menigmaal als ik 'er bvkwain, a'toos fterk met
deze Gallen bezet waren; derwyze, dat ik 'er zoratyds'vyf of zes aan de onder-
Vlalitc der biaderen vonde; doch ze zaten niet aan de raiddelribbe, maar aan
de daaruit pruitende zyde-ribben. In de eerife fiv. vcrtoont zieh een dier£;elyk
blad, t welk met vyf zodanige knoopvormige GalgewalTen bezet is, die allen,
we-
VkSFA. GuiLLARVJV QV^ERWARK>r.
1 l
•^•-y-JUJiißc.