38= V O O R B E R I C H T .
BLEY het volledigite bericht, dat wy van de Polypen hebben Ai
wat anderen, ook onder de Diiitfchers, over dit ondenverp gefchrKven
toevalligheid alligheid zyii i
poK liceft liv dezelvc aan zo gelukkii; een toevai-ee dartm
Wel IS waaj,, dat
de beroenide Hiftoriefchryver van de Koningl Pmififchl AS J '
mie der Weetenfchappen, de Heer Formey, in derzelverH ftorie van
S4 getvacht heeft te toonen, ¿at de ontdekking der Inftarä , d^ n en ffi;
de afleggmg of affnydmg een.gei- ilukken vermeerdert, niet zo. n euw is aL- Z
we! voorgeeft. Hy haalt deswegen eene plaats aan, uit een klein Traktaa ie ™
Pater P a m ^ , de voonge Eeuwe uitgegeeven, waärin deze Paur uit he? Bo k
van Auguflmus, de ^untim, Anim^, fhet welk echter, volgens de AanmerkiS
• yan den Paftoor Goeze, met dat van de Cimtate Dei, of de Stfd Gods f veTw flSd
i l T S i.™ ^«^"flinus op een veelvoetigVier^S
welk de Kancelarv-Raad Muller m Koppenliage, in zyn Werk van Ie Wonnen de
zoete en zoute Wateren, 179 voor den bekenden Paalworm, ^ulZ erreßrV
h o u d t , ) by brengt. Augufltnus heeft, volgens dit zyn fchryven, bv eileEenheicT
dLze ftukken teiilond, het eene Tierwaarts en 't andere dorwaarts, gekroopen warencn
teffens aangemerkt, hoe Anfictele! zegge: „dat zulks gefch e3e aan de mceft
„lange veelvoet.p Infeaen.,, Daarbcnevens beweert hy Sp eene andere S
„ d a t het met, zetere Diere.i even zo gaat, als ,net de l/oomen. Wanneer mereen
„ r y s j e of takje neemt, en hetzelve m de aarde ileekt, dan groeit het, en daar hei
• "vom-heen llechts een deel van een boom geweell is wordt het nu een byzon-
„ dere boom, ft^annear men nu mk aho, zegt onze PhilofooDh %ulk rrn mir aai,
„fiuktenfnyät, dan worden ie flukken, dü te%ooren
„vervolg weder even zo veele hjaondere Bieren.,, Hier door zocht de Heer Ärmel
zyne Leezers te overtmgen, hoe Saiomns gezegde, dat 'er niets nieuws mder de zll
!J, ook ten aanzien van de ontdekte vermeerdering der Polypen, door de affiiydins,
plaats heeft Maar d^e Heer brengt daartegen in,'^in't eerte DeeV S
Cofderaticmfur les arps orgamßs, Art. =07. „DuAugu^in, Arifloteles, en PaKr
" f / n n""" merkwaard^e . maar gemeenc en een-iedSr beklnde zaak,
„ g c f p r o k e n liebben Ook is het befluit vari Arifloteles, (zegt hy) wanneer hv
door afzonderinL gelyk dV Plan ten ? ver-
„mce,de>en, veel te ftout, dewyl het op geen beivys gegrond is. Want hoe woinig
„ g e b c u r t het, dat de ilukken van een doorgefneeden Inteä leeven en beweegin?
„behouden J Hier toe toeh moeten ook de kop, de harflens, het hart, enz. widei
. „groeien. Eene middcn doorgefneeden Wespe kruipt voort, en (leekt van achteren
„ d e n Ange mt, geiyk het geheele Dier pleeg te doen; zou men daar uit wel
„ m e t grond können bcümten, dat de Wespe zieh uit deze ilukken vermeerdere?
"l^aaK ^^ Salmtom gezegde hier geen
K L E E M A N N .
NB. Om deze ilelling van Salomm te rechtvaardigen, • zou men können zeggen, dat
er wcrkiyk niets nieuws onder de Zon is; want hy leert niet, dat het gene 'er
reets is, met verder uitgevonden en ontdekt kan worden; maar het gene ons nog
verborgen is, en naderhand gevonden of ontdekt wordt, is 'er toeh van den beginn
e , ichoon' het met ontdekt wäre, in de natuur gefchapen geweell.
D E VERTAALER.
V O O R B E I H Ï . 3S,1
ven hebben, beftaat, voor zo vei:l ik weete, meeftal in 't gene deze •
beide Heeren 'er te vooren van gezegd hebben*. En fchoon ik insge-
Ivks wat de Hoofdzaak betreft, niets anders voortbrengen zulle, en
ik miflehien niet eens zo veele proeven genomen hebbe, als deze
doorzichtige Natuurkundigen, zo hoope ik echter, myne Befchryving
dermaate voldoenend op te ftellen, dat 'er de Leezers mede te vrede
zullen zyn.
§ . 10.
Uit het gezegde in 8. is 't blykbaar, dat 'er tvvee'érleie foorten
van Polypen zyn, naamlyk Zee-Polypen en Zoet-Water-Polypen.
Doch daar benevens ftaat nog aan te merken, dat de naam van Polypen
insgelyks by de Artzen gebruikelyk is. Zy naamlyk noemen eene
zekere foort van Neuszweer, of Hartgewas, en een uitwas aan de
Lyfmoeder der Vrouwen, mede Polypen. iVfaar dewyl deze gevraiTen
niet onder de Bieren te rekenen zyn, en alleen dus genoemd worden,
oni dat ze menigmaal veele takken of uitzettingen hebben, zo behooren
ze eigenlyk niet tot ons onderwerp. Met veel meer recht zou, myns
bedunkens, de Zee-Ster, en haars gelyken, een Polyp genoemd mögen
worden; welke by R O N D E L E T den naam draagt van de boomachtige Ster
{Stella arborefcens Ronäektu,') by R U M P H I U S dien van't hoofd van
IVIedufa, ( Caput Meduße Rtmtphii, ') en in het prachtige Werk van
L I N c K l u s over de Zeefterren dien van Sterreplant, Q Jfirophyton
Linckü. ) Dit Schepzel toeh bedient zieh van zyne veelvuldige pooten
of armen, welken rondsom den mond ftaan, insgelj'ks om zynen buit
te bemagtigen en vafb te houden. Dewyl de Heeren J U S S I E U en
G U E T T A R D , volgens het bericht van den Heer D E R E A U M U R ,
in zyne Memoires pour fervir à /' Hiß. des Infeäes. Tom. FI. Préfacé
* De Heer Dr. Krunitz heefc, in zyne Hoojrduitfche overzettiU;
eener Natuurlyke Hiilorie der Koraalen,Neurenb. 40,
der Ellifche proeven
. , . . . . volledigile Lyit van
alle, zo wel van de Koraalen als van de Polypen handelende, Schryvers opgegeeven.
Zie hier ondertuITchen, behalve de bekende Schriften vnnTreinblej, Bater, Röfel cn
Schäfer over de Polypen, nog de vollenden, waarin zeer goede Waarneemingen te
vinden zyn. Maliers f^ermium &c. Hifloria, Vol. I. P. I p. 105- 13T. P, II. p, 13- is.
Ledermullers Microscoopifehe gemoeds-en oogen verluftiging. Het Algenieen Mamzyn
der Natuur enz. T. Deel, p. j8. III Deel i enz. Hanovers Magazyn I. Deel,
1773. J- Stuk. Onde Hamburger Magazyn, \ Deel II! 317. enz. VIT. 227.enz. XVI. 18S.
l^ieuive gezelfcbaplyke vertellingen enz. I. Deel , pag- 291. enz. Bremer Magazyn, III.
Eoek, Sag. jö. Crußus aanleiding om over Natuurlyke Zcldzaamheden ordenlyk en
voorzichng te denken. II. Deel, pag- 1126. Berlyns Magazyn U. B. p. 591. Hanouws
Zeldzaamheden der Natuur, I. B. p. 63J, III. B. p. 1O2. Kl e e m a n n .
i . l / l
1