Z O E T - W A T E R - P O L Y P E N . 473
h
«rooite cifgmaalci hebbe, wdkcii, niet nüeen Kinderen, maar ook Kindskinde-TAB.
ren drangen; zo zd ik, ter meerder duidclykheid, nu tiog toonen, hoe my™'*'"
íiilk eene Vocdftermoeder voorgekonien is, toen ik liaar, door één myneri.xxxvii'
Ideine, enkelvoudige, Yergroorglazen, mct een brandpunc van audcrhalve iinie,
bcfcliouwde. Met eenen op deze wyze vcrgropte.n Polyp bebbe ik de gantfche
Tal!. LXXXVI. gevuld; waarop ik, evenwel, nog geen ruimte genoeg gehad
zoa hebben, wanneer ik den Polyp, naar gerade zyiier vergrootinge, mee volkomen
uitgellrekte armen had willen afbeelden. Hiei-om hebbe ik hem voor-
Klleld, zo ais hy-'er uitziet, wanneer by zyne armen geßingerd nederwaarts
hangende houdt; welken by anders ook dermaate weet uiaeltrekken dat derzelver
korrels', door middel van een teder draadje aan, en zo verre van clkander
bangen, dat 'er nog vvel tien anderen tuílcben beiden konden ziccen,
Oin die zelfde reden hebbe ik ook, wegens gebrek aan ruinite op de Plaat,
den Staarc van dezen Polyp zo lang niet vertoont, ais hy hem menigraaal wei
uitllrekc; aangezien liy denzelven vvel tweemaal zo lang als zyn lyf .kan maaten;
hetwelk echter zelden gebeurt; gemeenlyk heeft de Staarc eetie gelyke
¡engte mee die van het lyf, zo ais ik nieermaals gezegd hebbe.
iS.
In deze Afbeelding op onze Tai. LXXXVI. nu, is deKop_van den Guden
Polyp niet a. getekend, en in denzelven ziet men boven, in 't midden, den£«í,
moiid, die gemeenlyk ais een ingedrukt punt is. Met kolvenvormig einde van
den dunnen, Witten, Staart wordt door k aangevveezen; welke ook hier, eveai«'-
ais by de oranjegeele Ibort, aan den uiterften rand eenige lejcre vezels heeft,
die zieh min of meer by de vezels der Uyen laaten vergelyken. Deze Staart
is, ter plaatze, daar hy aan 't dikke einde van 't briiine lyf, gelyk een fleel,
valí zit, merkelyk dunner, dan aan zyn uiteríle einde; en daar deze beide,
zo wel ¡a koleur ais in dikte, verfchillende deelen aan elkander zitten,
hebbe ik altoos de jongen van deze foort van Polypen zien hangen; het zy
'er minder of meer aan bevonden wierden. Aan onzen tegenwordigen afgebeelden
Polyp telt men, de Kinderen en Kindskinderen te zamen gerekend,
niet meer dan 13 jongen; die van verfehillenden ouderdom, en bygevolg ook
ongelyk van grootte waren, 'i Zou noehtans wel können weezen, dat dezelve
in vroeger tyd meer Jongen gehad heeft, en dat 'er zieh reets eenigen van
afgezon'derd hadden; vermits ik dikwyls aan zodanig eene Voedftermoeder meer
dergelyke Kinderen, die ook reets weder jongen hadden, gevonden hebbe.
Aan de tegenwoordige zaten 8 Kinderen, en 5 Kindskinderen*, alhoewel
nog
• Tot hier am toe hccft men by de Polypen eecn wezcnlyke pnaring, en geen oadcrfchcid
des gellaclus können befpeuren. Zy fchyucn cies, íielyk de Heer ¿Í0?;«fí, in 'c so^de Artikel
lyncr Coníldsraíwm fur les Carpí organiféí aanraerkt, niet alleen waare Androg:incfí {-iM. is,
Hermapbnüten of Twceeeflachten,) maar ook in 't algemeen van alie gellactes - li.ort be-
Ppp 2 roofdj
I