DER O V E R I G E INSECTEN.
hericht meldde liy mv, dat dezelven, zo wel in Juny en July, als mede inT«^
Amußm, aan den Xyloßeo fruau gemino nìgro, of Hondskerlenboo.n met •
nvite vruchccii, niitsgaders aan de Lonkera fruBu rubro of Xyloßeo frutiu
\mim rubro, dac is Hondskerfenboom ract roode vriiolicen, van hcm gevon-
3e„ waren»; en hoe hy van gedachten was, dac ze de grome bladeren van
äen Periclymems, of Koos van Jericho, welke ook Hoelanger hoe hever
«enoemd wordt, zo wel als de bladeren der ecrllsenielde plane, toc fpyze
rebruikten. Voorcs Ichreef hy niy dac deze Rupfen allecn, in dalen en fchadiiwachtigc
plaatzen, aan de genoemde gewaflen gevonden wierden. Vermits
ik IUI ni a t>vyffele, of de befcliryvin;:; dezer Rupfe, nevens haare afbeelding,
zai den Leezer zo aangenaam zyn, als my de overzending geweeil is, zal ik
; beiden hier laaten volgen.
Deze Rups is van de overige foorten, die mec haar onder eene zelfde Clafie
behooren, door het volgende te onderfcheiden. Haare lengte, welke zy volgeiis
de if« Fig. dczer Tab. heeft, beliep, nog frifch en gezond zyndo,-f"'i.i.
wanneer ze kroop, niet wel cen duim; en daar by was de Rups meer rank
dan dik. Alle de leden of ringen van 't lyf hebben eene fchoone, aangenaame,
geelachtig »roene grondverwe; en zyn daarbenevens mec veele zeer tedere,
bykans onzichtbaare, witte hainjes bezec. Van onderen loopc 'er, längs alle
de ringen eene wicce linie; en op ieder ring, den cerilen , die den
hals uitraaakt, niet gerekend, zict men twee fraaie, omtrent Carmynroode,
dooraaehtige, met veele tedere bytakjes bezetce uitlleekzels, welken te zanien
elf paar mtmaaken, en in twee reien Haan, doch van ongelyke grootce zyn.
Van de drie eerfte paaren, die langer zyn dan de overigen, is het derde, op
den Vierden ring ilaande, het grootfte; hier op volgen vyf paar kleiner; d.ni
weder twee paar iets groote, en eindelyk het laaclle paar, dat nien 't kk-infle
kan noeraen. Die laatlle paar is zo rood niet, raaar wicacbtig; en men vindc
de wederzydfchc wicce linie ook mec diergelyke wicte , doch nog kleiner
doonien bezet. De bartvormige kop, Wiens grondverwe eenigzins donker rood
is, en die aan 'c voorboofd twee cegenover elliander Ilaande wicce ilreepcn
hoeft, vertoont zieh, wegens zyne tedere fpitzen, eenigzins dof van koleur,
en gantfeh rnuw in 'c aanzien; ook ileekt 'er, onder deze kleine doornachtige
fpitzen, van boven een paar, dat icts langer is, als cen paar oorcn omhoog,
De zes fcherpe klaauwpooten zyn wie, cn zo ook de acht llompe buikpooten,
bcnevens de nafchuivers. Deze Rups was zeer langkzaam in 't kruipen; en
• Deze groene rootlgedoornde Rup^, i
de Hondskerfeii {Lonkera) gevoudea.
ook in 2.witaerland, in 't Land van Zurich, aaa