V o ö R- E D E.
¿sgei^s acht Claileh väfi Yeüfcheiden Land-en Water-Inieaen;
eri in het tegenwoordigö i'gip^^a Deel vindt men, behalve die
genen^-welken tot de eerftgemelde Veertien Glaflen behooren,
ook zodanigen, die my gelegenheid gegeeven hebben, om nog
acht nieuwö. aaffen te maaken: wänt daar in hebbe ik afgebeeld
' ' n lefchreeverff^'^^^- ,...inridlog .
- • ' , • , jioo •f'J'ö t\ ,,
. I. Van de- Claffe der Libellm. ßf Waternmi^en, ^ den, Mtmü'
Romer; . ^ j „
¡Zaäerleitfmrt vim Wattrlmten^ - • - ' ^
• 3. Eene foort van Waterfpmnen, benevens • eene Watermade of
- Mjt; , • • ' "
4 Drie fiorien van Kreeften: ah de Rtvierkretft onzer Ga-
' ' wifien; de kleine Rivtergarnaal , ^n rde. Zeegarnaali,^
* Urieerleie foorten van Swrpioenen; ••• qo Äji
6. Twee'erleie Snuitkevers'f '"n-' . .j!?,. ,
•.f.-Fier faorten van.'^Armpolypen; tweeMeße^Vederhospolypetn
en dndel:jk
' a Neffen foorten^an ßafleriJpolypen, benevins twee kleine
' mterinfe&en, akn welken mcl kop rmb flaart te vtnden ts.
Zq als ik pu.in.dit Der^ß Deel^gAznAm hehb«, zalik ook
" het Vierde Deel veryplgendat is, & zal, behalve de Infeften,
die tot de reets begonnen Claffen behooren ,^öök zodanigen op
het tapyt brengen, die weder onder andere en nieuwe Claffen
Hoe meer"^fiS^ä^Tnieifen toch nagaat, hoe meer wy beftendig
leeren, dat.wy, hoe veel wy weeten, op ven-e na nog
niet alles weeten: ja ik durve wel onbefchroomd vaftilellen-,
dat 'er nog veele, zo niet ontelbaare jaaren, verloopen zuUen ,
eer 'er iemand komt, die alle de Infeften in eene voltnaakte
' •Xiide brengt, ^^^^
V O O R R E D E .
Ondertuffchen zullen noch deze, noch andere Zwaarigheden,
aan derzelver Onderzoeking verknocht, my affchrikken van dit
Werk, zolang de Allerhoogfte 'er my de krachten toe verleent,
ook to 't vervolgj-^met-iOlen, yver, yoprt te zetten. Veel mirt^
da-aülleH myne Benyda-s,:niy daar^vaiv.afhouden, fchoon zy,
zo wel mondling, als in gefchriften," allerhande Onwaarhedeii,
nopens myn Werk, uitftrooien; en wel inzonderheid anderen
willen beduideiiV dät de fchikking van 't zelve, en de daar in
VOQrkoujetjde Onderzoekingen en Befchryvingen, niet van my
zyn. ''t Is genpegdat onze Geleerde Dr. H u t h , die my federt
veele jaaren in de voltooijing van myn Werk behulpzaam geweeft
is, dit niet ontkentj en een ieder ligtlyk begrypt, datik,
wamieer het anders wäre, nooit de koenheidgehad zou hebben,
van ziilks op het Tytelblad met de woorden, door eigen Ondeirvinding
befihreeven, mt K AmkXien. . _
Eindelyk wende ik my tot de Liefhebbers myner Werken,
(die my altoos, in fpyt van „alle ny' aajigedaane Verdrietlykhederi,
aangefpoord, en dezelven daardoor bevorderd hebben,) omhun
kordyk myne hardyke Dankb(^tuiging op te ofFeren, en hen te
verzQkeren, dat ik met derizelfdeh yver zal vöbltvaafön, terwyl
ik met de hoogfte yerplichting blyve
AUGUST JOHAN RÖSEL
vm Kofenbof..,,
VOOR