I L L
'I i:T.ii
' I i
ivrt
i l ' l
^ i i J l f i Ii
„! .[,¡11
S54 VERVOLG VAN DE B E S C H R Y V I N G
I x i .""^'¡••e, welke ik reets in den jaare 1745, op den 18
UK Komngsberge in Prniflen, van T. PL. Heer van WERNER een Z Z V '
Bcgunibger myner Werken, dien ik nog ten hoogflen ve plit ben S ™ °
hebbe. Gemerkt ik deze Rnps federt "dien tydf in ween ^ van\ll ' ^
wende poogingen nog „iet „ader hebbe leeren kennen, te nieer o d
prkeboomen zeldzaam by'ons zyn, zo hebbe ik derzel er „Tededee nf„,v
langer willen uitftelien, maar bellooten deze afbeelding alhier f piaV ef 7,
gebeugt niet, dat my dit fraaie Rupsje ooit onda-^t 00g g e k S Z t
dewyl ik, uit de anders zeer nette afbeclding, de Beftelten?s ri!' T o , '
duidelyk waan,een,en kon, weete ik niet zlkef t f zegge^ Öf'^ze
W e s p e n - R n p f o „ , d a n t o t d e D o o r n - R n p f e „ van de e e T Clfffe de V .
vhnders beboore; alboewel ik ze tot nogtoe daaronder teile.
Riet aeze Rups ontving ik te gelyk de volgende befchryving van dezelre
„Toen .k eens, m de maand een frifchen ßerkenllruikln myne kan e;
/,i,^.».„nederzette, viel my deze Rups, ter grootte, zo als ze in de i d f ^ T ^
voorkonit, op de band. Ik belciiouwde dezelve door een goed vfmrooi
h g 5.» „glas; en zag haar toen in die geflalte, zo ah ze in de jcle L Ut K l
" s ^ r J r J rioorziehtig, en vol witte doorncj«. D
„ Spneten, (hoewel, ora e.genlyk te fpreeken, de Rnpfen geen Sprietii beb
„ b e n , ) zo wel aS de nirileekzels op den rüg, boven den ilaart en a dt
„ hart zelven, zyn van onderen en aan de uiterlie fpitze Robynrood; wyde"
„i.ebben de beide u.tfteekzels van den rüg, en dat boven den Haar , lan '
„ o o i aan de Spneten gevonden worden.,. Tot dus verre die befchryvii»
dezer Rupfe; caar ik ter nadere ontvouwinge niets by te voegen hebbe Alleeiilyk
moete ik hier nog melden, dat het my, vvanneer het getal de Z t i
gezien had komien worden ligt gevallen zon zyn, om dezelve, onir
verfcheiden Claffin van Rupfen, haare behoorlyke plaats aan te wyzen; warn
de Rupien der Bladwespen, die geene geftalte van Maden hebben, zyn, gelyk
nieermaals gezegd 13, altoos met meer dan acht paar pooten voorzien In
g ^ l l e het nu niet ons Rupsje ook zo gelegen wäre! dan zou men hl d»
onde mopn piaatzen: te meer, wanneer de Kop, die uit de afbeelding niet
•vel te ernennen is, mede rond en niet hartvormig wäre; doch zo die hartvor
LXvm. r^ß I in haare volkomen voIwilTen grootte, wanneer zv rem^
• L I T I S L E ^ T - R - - T ^
K L E E T I A N N ,
BEII O V E R I G E INSECTEN. 355
vomi" zyj '' g^'^ pooten acht paaren uitraaake, dan zou
irzond°erhtid dewyl ze ook met doornipitzen bezet is, onder de Rupfen van^^A.
de ecrile ClaOe der Dagvlinders gerekend können worden. Dit hebbe ik hier
bv'evoegd ter onderrichtinge van anderen, welken by geval zodanig een
Rupsje mögt voorkomen. Verder wenfcbte ik ook nog wel te weeten, of
Ii« lUipsje dus op zyne hoogrte grootte zy, dan of het nog niet volwalTeu
wäre. Ue zogenaamde uitlleekzels fchynen even zulke doornen te zyn, als die,
welken wy aan de voorige Rups gezien hebben. Wyders volgc 'er nu op
oiize LXX. TaB. nog eene
Kkitie geeignete RU P S , met den vleefih-verwigen ronden Kop,
en tivee Jpitzen van gelyke koleur op bei laaiße lid; behoorende
tot de tweede Clajfe der Dagvlinders*.
Dit Rupsje is niy, voor meer dan den jaaren, in de maand Juny-, van heti^'i-«.'
Laiid^oed van eenen myner Beguniiigers toegezonden; met een bygevoegd
bcriclit, dat hetzelve op eene Weide in 't gras ontdekt was. Alhoewel ik het
tiu geen gebrek aan zodanig yoedzel liet lyden, zo wilde het 'er nochtans
iiiets van nuttigen. Twee dagen lang will ik niet, waaraan ik zulks zou toefchryven;
doordlen de Rups 'er uiterlyk zeer gezond ultzag," doch haardood,
die 'er kort opvolgde, leerde my wel dra, dat ze ook eene woonlng van de
ErfVyanden der Rupfen, ik meene van de Maden der Sluipwespen, geweeft,
eil door dezelven' uitgeteerd was geworden. Ik beklaage deszelfs verlies te
meerder, om dat ik dit Rupsje na dien tyd niet weder gezien hebbe. Echter
raaake ik hetzelve bekend, in hoope, dat ik 'er van den eenen of anderen
Licfhebber eenig nader bericht van verkrygen möge; daar ik te Herker naar
verlange, om dat ik niet zekor weete, of het volwaffen geweeft zy, dan of
Ii« nog grooter moefte worden. Ik iiebbe hetzelve vofer 't overige alhier
gcplaatll, i'choon alle de andere Rupfen dezer Tai. tot de Eerfte ClalTe der
Dagvlinders behooren; uit vreeze dat ik milfchicn in lang geen betere gelegenheid
mogte vindeu, om 'er van te fpreeken.
S.
De gedaance en geilake dezer Rupfe is, in de aangeweezen Fig. getekend
* Dit gcdgrocne Rupsje is onfeilbaar, wegeas zyne twe« fpitzen ©p het laatile lid, iodanig
cell Middel-lnieft, dat, volgens zyne verandering, ten deele onder de twcede, en ten deele
ondcr de eerfte Clalie der Dagvlinders geplaatll kan wordenj en dat in een Dagvlinder der
eerue ClaiTe, die ikchts 4 mer volkomen kkauwen beiette, en a Jialye of Äompe pooteo
zeadcr klaauwen heeft, verändert.
Z z A KL E E M A N N ,
TF^
• " i 1
I i i
• Ü B