38o V O O R B E R I C H T .
den raond. Nademaal nu de Zoet - watcr - Polypen , daarenboveii
hunne draadachtige fpitzen niet alleen naar believen können verlengen'
maar ook dermaate verkorten , of zodanig te zamentrekken, dat ze
eemgemiaate naar Hoomen gelyken, zo noemt de Heer T r emb t e v
deze uitileekzels Hoomvomiige Armen, en de Polypen zelven om
fchryft hy, als Pol^jpes cT Eaii douce ä Bras en Forme de Conus dat
is, Zoet-Water-Polypen met Hoomvoniiige Armen,
S- 9.
Men verdenke my hier niet van een- mifllag begaan te Iiebben, met
m de voorige Affnede te zeggen, dat de Heer T r e m b l e y den
Polyp het eei-ft en 't volledigft befchreeven heeft. Want fehoon de Heer
B a k e r , een lid der Koninglyke Alcademie in Engeland, zyne met
dit Infeft ged;iane proeven voor liem uitgegee^'en hebbe; zo zyn ze
echter alleen gegi-ond op het gene de Heer T r e m b l e y deswegen
aan den Heer F o l q u e s , Voorzitter van die Koningl. Akademie der
Weetenfchappen, bericht heeft; heni teifens eenige Polypen overzendende*.
De Heer F o l q u e s befchreef daarop zyne proefondervindingen
van deze Polypen m de Engelfche Transaäions; en 'er drie van
aan den Heer B a k e r vereerd hebbende, had die 'er eenige honderd
anderen uit voortgeteeld. Deze Heer kreeg 'er vervolgens ook ettelyken,
die in Engeland gevonden wierden; en 't gene hy daaraan waargenomen
had, heeft hy naderhand in een byzonder Werk befchreeven,
het
en vcrzekeren, dat zuücs alleea door de Zee-Aalen C Cmg r e j , Zee - S l ans en ) sef
c h i e d t ; echter komen ze daarin overeen, dat de armen hergroeien De Zee-Foh-
Pen beftaan, volgens het vroeger eenpaarig getuigenis van alle Natuurkandigen, in
Maniietjes en W y f j e s , die te zamen paaren en Eieren Jeggen. Maar uit het bericht
v a n den vermaarden pbn Elhs, in zyne Proeve eener Natuurgefchiedenis van den
aart der Koraalen, volgens de Hoogduitfche Overzetting van den Heer Dr Kruniti,
N e u r e n b e r g , 40. l?«?-. m de Inleiding r;«, vyeet men nu met zekerheid, dat de
Zee-Polypen, fehoon in geftalte van de Polypen der Zoite Wateren onderfcheiden,
nochtans op even iezelfde wyze, als dezen, gevoed worden, toeneeinen en zieh
v e r m e e r d e r e n .
K l e e m a n n .
* Bovongcnoemde Heer Martin Folques !s, tot groot leedwezen van alle de genen,
d i e zieh Over zyne uitgcbreide waarneemingen, welken hy, na gehuwd te zyn,
met een gedeelte zvner Familie door gantfch Europa gedaan, en den lof, dien liy
in alle Natuurlyke Weetenfchappen vcrworven heeft, zo wel als over zyn Menfchlie
V O O R B E R I C H T . 38£
hetwelk ook in 't Franfch is overgezet, onder den Titel van EJJat für
rHißoire naturelle du Palype, InfiBe. par üf. H e n r i de la
'Societé Roiale de Londres, & Membre de celle des Infcripttons. IradmS
de r An'y'ois par M. P. D e m o u r s , Medicin de Paris. A. Parts 1744.
In dit Werk getuigt hy niet alleen het zelfde, dat ik boven gezcgd
hebbe, maar hy geeft ook te kennen, dat de Heer T r e m b l e y de
bvzondere Eigenichappen van de Polypen reets m 't jaar 1739. ontdékt
had*. En deze Befchryving is, benevens het Werk van Tremb
l e y
lievend Karakter, moetcn verwonderen, reets 'geilorven, en zyn Vriend
hem, den 2J Novemb. des jaars 1774, m de Eeuwigheid gcvolgd.
K l e e m a n ; ? .
• Voleens het gene de HeerPafl:. Götze te Quedlinburg, in eene Aanmerking op de Hoogduitfche
Overzetting van de Trembleyfctre Hiftorie der Polypen, pag. 6 en 7. zegt,
zo beweert de Heer Le Cat, in zyne Verhandeling van de Polypen, waarvau de
Hoogduitfche Overzetting in 't Algemeen Magazyn der Natuiir, Kmfi er. IVetenJcbaptm,
III. Deel, Leipzig, S'. 1754. pi'S- enz., te vinden is, dat Safer hierin geÌwàald
heeft. OndertulTchen zyn de Werken van Baker en Trembley, daar w y Dr.
Scbäffers Verhandeling van de Arm-en Bloem-Polypen, initsgaders de tegenwoordige
Röfeirebe Hißerie der Polypen in dit derde Deel, nog können byvoegen, de volmaak-
(iti) die wy van de Polvpen hcbben. Philofophifche BedenKingen over de Polypen
zvn in Bonneu Confiderations für les Corps erganijh te vinden. Midlerwyl zegt de
Heer Trembley in de eerlle Verhandeling zyner Hillone der Polypen: „ d e Heer
„de Eeaiiiijar meldt, in de Voorrede van 't vierde Deel zyner Befchryving der
„ I n f e f t e n , dat Bernard van Jußeu de Polypen reets voorlang gekend, en in t koper
„ h e e f t laaten graveeren; ook weete ik, zegt hy verder, dat anderen dezelven reets
„ v o o r my gezien hebben; en het is tc denken, dat ze al aan veele Natuurkundi.
„ g e n , by de onderzoeking der VVaterplanten en Waterdiertjes, onder 't oog ge-
„ k o m e n zyn.,, Het daar mede overeenkomftig getuigenis van den fcherpzichtigen
Heer Juftitie - Raad Mulkr, te Koptenbage, mag men hieromtrent wel befllffend
achten: daar hy in zyne Vermium terreßrium et Jluviatilium, Jeu Animaliurninfufinonm,
ielinintbicorum, et teflaceorum, non imrinorum, fuecinta Hißoria, Hallonice et Leipf. 4!>.
1774. Pars altera, fwaarin alleen de HelmintUea voorkomen, initsgaders iets van de
groene, oranjegeele en Weete Polypen, die Rofel de Stroogeelen noemt, aangemerkc
w o r d c , ) pag. 15. van de ontdekking der Polypen zegt; „Inventum Polyporum Swim-
„ merdamio non dehetur ; pedes enim in ore nermteulorum, quos nonnulli Polypos eredunt,
„tantum fuspicatur. Inerba ejus funt Eibl. N. 188. os forte pedibus pallet; bi vero, few
„ cirri in Hydris manifeßi funtut rmturn veloeijjimum taeeani, nec Seorpii aquatici ovum ,
„ licet figura baud abfimili, bue pertinet, Hydris nunquam in ovarüs nißs ; pag. 232. «.3.
„ i g . 7. Leeuwenhoek vera, Joblot, Lyonet, priusquam Trembleius, Polypi mentionera
„faciunt, reite manente fummo, Hallero Pbyßol. vol. S. pag. l6j.,, Doch de merkwaardige
Reproduäie, of voortbrenglng, die aan verfcheiden afgefneeden Itukken der
S.- jv^cj^f üítiít-tíe , ui \ - o - c. '
ypen gefchiedt, zegt de Heer Trembley, heeft niemand voor hem waargcnomen,
En zeker, deze ontdekking moeft, natuuriyker wyze, niet zo zeer de vrucht van
«en langduurig geduid, of van eene groote fchranderheid, als ^rel een gefchenk der
C c c 3 to e -
- f ' i f i
' i K f
ii'i: m