' ' H
5<54 H I S T O R I E
TÍO. C.
Leu. g.
i. b.
Fig. 5.
Leu. s.
Leíf. q.
m i d J e l í l e ílruik g, )yas.de,..grootfte, e^, beflond weder ui: 8 Basterdpolypeii j
de tweede-, door i. aangeweezep, had 'cr Hechts 3., en de detde k was
zonder ftám; verraits 'er drie enkclcn mee liunne íleelen luby elkander zacen.
Maar alle deze (Iruiken hadden zulk een prachtig aanzien ni6t, ais een andera
l i r i i i k , welken ik niec lang daar na cían de binncnzyde víiii esn iiiyner glszen,
o n t d e k t e , en die in de S''^' Bg. afgebeeld is. Dezelve vercoonde nagenoeg
5 0 zulke Diertjes, welken met hiuine takken en (leelen uit één punt vaneen
langen ílara (cheenen voort te komen; die ter plaatze, alwaar hy aan 't slas
valí was, by s. een brceden voet had.
§. 6.
Betreffende nn Iiet lyf van ieder dezer Basterdpolypen her zelve zo-j,
g e l y k in de 6Je Fig, te zien is, alwaar zodanig een Basterdpolyp nog meer
vergroót vertoond wordt, genoegzaam kogelrond zyn, ingevalle de mond en 't
half ronde deel j . , daar de fteel aan zit, de ronde gedaante niet eenigzins
Leir. n. veranderden. Rondsom hec ringvormig mondiluk ziet men by n. verl'cheiden
tedere wipperfpitzen, welken iets dicper in den mond op een anderen ring
vaft zitten; en binnen dezen is wederoni een andere ring, die de opening yai)
den (lokdarm fchynt ce zvn; gelyk die van de 5de en deze van de 6i'¡ Fi".
vertoonen. Het Lyf zelve is wi tacht ig-of bleekgeei van koleur, en z iet 'er iiit,
ais of het gepunfteerd wäre. Voorts zyn 'er, dewyl het ook doorzichtig is,
verfcheiden donkere en byna gantfch zwarte korrels, even sils de pitten in-de
r y p e Krnis - o f St. Jansbezién, in te zien, welken wel Eieren zotiden können
zyn. Daarbenevens ontdekt men tiiITchen dezelven niet alleen een klein, wit
en rond vlakje Lett. f . in de 6<te Fig., maar ook nog een even zo helder en
eenigzins ílangachtig lichaam 0. In 't begin nara ik dit flangachtig üchaam,
d e w y l 't zieh fcheen te beweegen, voor een w.ezenlyk ingeílo-kt fl^ní2|etjeí
msar toen ik hetzelve, by eene naauwkeuriger 'befchouwing, in ieder "dezer
Bastcrdpolypen befpeurde, wierd ik overtnigd, dat het een eigen en inwendig
deel dezer Diertjes is, even ais het daar boven zittende witte vlakje.
Z o ziet 'er onze Basterdpolyp uit, wonneer hy, niet een wyd geöpendennrond,
in ruft zit. Dan, dewyl hem mede, even als andere Basterdpolypen,
eene op en nedenrekkende beweeging eigen is, zo kan hy ook zyn lyf te
zamen trekken o f uitbrciden, en het insgelyks op veelerhande wyzen veranderen.
R'leniginai.1 fluit hy, by de te zamentrekking, den niond digt toe, waar door
R c . 4
Leu. g.
hy dan eene niecr kogelaehtige gedaante verkrygt, als in de 4<li Fig. by ^
gezien kan worden. Doch het zy dat hy nog aan den ftcel, die tot zyne
b e w e e g i n g niets doct, vail zitte, of dat hy rcets in 't water rond zwemnie,
als by k., zo opent en fluit hy vaakden mond, gelyk by /, eii m, aange.vveezen
wordt.
Z O E T-'W A T E R P O L Y P E N. '•¡es
wordt. Niet minder vertoont hy ook menigraaal, by 't Huiten van den mond,Tis;. C.
de gedaante van een Citroen, in de yt^e Fig. afgebeeld; en zomwylen ver-^
fchynt hy in de gellalte van de 8tte en yJe Fig.\ zo dat men hem dikwils
niet kennen zoiide, ingevalle de voornoemde korrels en inwendige deelen niet
d u i d e l y k aantoonden, dat hy werklyk de Mispelvormige Basterdpolyp is. Dan,
nopens de oorzaak dezer onderfcheiden veranderingen, weete ik niets te zeggen;
alhoewcl ik geenzins twyHele, of wy zouden, als ik zulks doen konde, ook
hier in de Ahiiacht des Scheppers baarblykelyk ontdckken.
Î. s.
Schoon ik nu rcets negonerleie foorcen dezer Basterdpolypen befchreevcn
l i e b b e , zo denke ik echter niec, dat ze my allen bekend zyn; ik geloof veeleer,
dat 'er nog raeer zyn*; zelfs vermoede ik, dat de meni^vuldige kleine Schepz
e l t j e s , waarvan men de beweeging, met behiilp van een Vergrootglas,, in een
druppel onklaar watcr ziet, meerendeels niets anders dan zodanige Basterdpol
y p e n zyn, die zieh van hunne lleelen, of van 't Jichaani, vi^aaraan zy vail
z a t e n , losgemaakt iiebben. Doch byaldien alle deze kleine Scbepzelcjes echtc
P o l y p e n waren, zon derzelvcr aancal oneindig zyn; ook zoii 'er dan hec van
den Heer BAKER befchreeven Raddiercje onder behooren, en bovendien nooonbedenklyk
veele anderen: dan daar ik de Eigenfehappen van een PoJyp niec
v i n d e , zoeke ik 'er geenen. Ora deze reden hebbe ik ook de reets .befchreev
e n Schepzelen Bascerdpolypen genoemd ; aangezien ik dezelyen geenzins onder
de waare Polypen mag teilen. En hier mede zou ik myne Hißorie der
Polypen können beiTuiten; maar ik zal 'er, tot genoegen myner Leezeren»
^nog twee foorten van Diertjes byvoegen, welken my in de vi^ateren, waar in
' i k de bovengemelden gevonden hebbe, voorgekomen zyn.
D e z e beide Scbepzels, fchoon ik ze noch onder de waare Polypen, noch
onder de Bascerdpolypen könne rekenen, hebbe ik op 2'ab. CI. zo vvel in
tane natimrlyke grootte, als by vergrooting, afgebeeld. Hec eerfte is
" Ha
* De Heer Tremhky heeft insgelyks onder die foorten van Polypen, welken de Heer kofel
Basierdpolypen noemt, verfcheiden andere, en onder dezen ook groe^e, blaauxoe en witie
foorten ontdekt, die byna de geftaltc van een tamelyk langen Trediter hebbenj weshalvd
¿c Heer de Reaimur dezelven Polypes et! Entonnoir (Trcchrcrpolypen) noemde. Middelerwyl
is 't jammer, dat de Heer Trembley 'er geene afbeelding van medegedecld heefc
TÄt de . Hoügduirfche Overzetting der Trembleyfche geichiedenis der Polypen, i«/. 483'
De mceilea van dieigelyke foorten der Bastei'dpolypen vermeerderen zieh door de verdeeling
van hun Lichaam j welke vermeerdering echter niet by aile^ op .eeaerleie wyze, maar
by zomnaige foorten ook in ecae fchuinie richting gefchiedr.
C c c c 3 KLEE^MANN,