n
i i
; f: ^ '
:
' , 1
! ii
274 V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
» E R O V E R I G E INSECTEN. m
Ulli
Ii
i | i i
£
TAuLlVkookte Kreeften uitgebreide Haarten hebben, zulks een ceken is, dat ze voor
tn LV. het kooken reets doud, en dus niet frifch gewecll zyn; vermits de leevendig
gekookte Kreeften altoos den ftaart gekromd en aan 't lyf geflootcn hebben,
Wyders zyn alle Kreeften in onze Gcweften, na het kooken, zo hoogrooJ niet;
dewyl zommigen donkerer en vlakkig zyn; het welk aan 't wacer, waarin ze
gevangen wierden, is toe te fchryven. Als het VVater hunner verblyl'plaatze
hard is en een fteenachrigen grond heeft, zo krygen de daarin gevangen
Kreeften, 'in 't kooken, de gemeide koleiir; maar ze behooren daarora to:
geene andere foort van Kreeften, fchoon ze gemeenlyk, ter onderfchddii'go,
Steenkreeften genoemd worden. Het zoü zeker overbodig en vcrgeeflch zyn,
te zeggen, hoe raen de Kreeften kooken en eeten moet; nochtans zullea
milTchien alle Liefhebbers niet: weeten, dat de Mannetjes en Wy f j e s , wanneer
ze in de fchotel liggen, alleen op het uiterlyk aanzien, gereedlyk van elkandcr
te ondertcheideri zyn. Men heeft flegts op de Staarten en de Schaaren te
leiten: want in de lAc Fig. zyn de Schaaren aan 't Mannetje grooter, eil
overeenkomftig met de a<1e Fig. is de Staart aan 't Wyfje altoos breeder;
als moetende dienen tot bedekking van de Eieren; die in 't voorjaar, onder
den ftaart hangende, de Wyfjes buiten dat doen kennen. Dat de Kreeften
wyders, Velgens het oude Spreekwoord; JMenßs in quo mn eß R. tu debes cmmedere
caneros; alleen gegeeten moeten worden, in de Maanden, in welker
naam geen R. komt, nadien ze dan op zyn belle en lekkerfte zyn; ontlhat
zekerlyk niet uit de afweezigheid van die Letter; de oorzaak hier van is deze;
zy paaren in die Maanden niet, Zoeken hun voedzcl gteeüger, en hebbtn
bygevolg meer vieefch.
S- 8.
D e rechte tyd van het paaren der Kreeften begint al in de fliaand Novemher,
en duurt tot in ^pril. Dit raoet echtrr zo niet vtrfiaan word-n, als of
jeder Kreeft in 't byzonder zo langen tyd noodig had; want de een is vroeger
en de ander laater daartoe bekwaam. OndertuOchen raeene ik over t al-
Icmecn waargenomen te hebben, dat jeder Kreeft, hy zy van 't Manlyk of
•van 't Vrouwlyk gettacht, drie jaaren oud moet zyn, eer hy in (taat is om
zvn geOacht voort te planten. En bier toe in ftaat zynde, paaren zomniigen
¡¿1 ISIovember, anderen in December, en weder anderen in Jamiary.. en zo
verder tot in /Ipril. Daar benevens hebbe ik befpeurd, dat de Wyfjes, wellten
in November of December gepaard gchad hebben, in t cerlV flechts 5
o f 6 Eieren; doch in Maart of Jpnl nog eens, en dan veel meer Eiercii
vooribrengen. Uit dien hoofde vindt men dan ook aan derzelver Eierl ok
gantlch tvdige, en half-tydige Eieren, en 'er zelfs nog een nieuwcn bierliok
bv De Mannetjes hebben in tegendeel, omtrent dien tyd. de Zaaavaten deels
eintfch !edi<r en zo dun als e n hair; deels dik en ract Zaad gevuld; of ook
L i dik en echter zonder Zaad. Dit hebbe ik, boewel niet zonder veel moeite,
onfr
cBtdekt; doch de eigenlyke wyze van hun paaren kan >k nog nie zeggen,Tab UV
en gclyk ik dczelve nooit gezien hebbe, zo is my ook no„' niemand voorge-«^" ^-V.
komen, die niy verzekeren kon, dat hy de Kreeften ooit heeft zien paaren,
•t Gefchiedt naamlyk in den Winter, en waarfchynlyk m de holen; in welken,
des winters en in 't voorjaar, dikmaals Kreeften van bciderleie geflacht
by elkander gcvonden worden.
9-
Wat nu de uiterlyke geftalte van orzen Rivier-Kreeft äanbelangt, in zo verrS
de en 2de Fig. ons dezelve onder 't oog brengt, zo zien wy, dat hy
een fpitzen kop, een afloopend rond lyf, met een iets dikken Ihart, en teffons
tien pooten heeft. De kop gaat tot aan de voore of groeve, die byna dwars
doer het midden van dat gedeelte loopt, 't welk men den Ncus van den
Kreeft noemt: want ter piaatze, daar dit gedeelte aan de ondervlakte eindigt,
is de Mond te vinden, dien anders alle Dieren aan den Kop hebben; en dewyl
de Maag by den Kretft genoegzaara recht boven den Mond ligt, zo
heeft by daarin iets byzonders boven alle andere Dieren, dat hy dezelve
raamlyk in den Kop draagt. Tot den Kop, die van vooren Inet ecne fcherpe
fpits eindigt, waarnevens nog twce andere beweegbaare fpitzen ftaan, behooren
mede de Sprieten, en de Oogen, benevens andere deelen, die op de
ondervlakte gezien worden; alwaar ook vier van de zes Sprieten der Kreeften
ilaan, die echter veel kortcr zjn dan de beiden, welken van vooren onder
het fpitze van den kop himne inleding hebben. Deze laatftgenoemde Sprieten,
welken uit veele leden te zamen gelleld zyn, en wegens hunne lengte een
ieder in 't oog vallen, dienen den Kreeft voomaaiiilyk daartoe, dat hy, inzonderheid
als hy in de holen zit, terftond door dezelven gewaarfchouwd
wordt, als hem iets vyandlyks nadert. De beide oogen die van vooren in
twee ter zyden ilaande diepe holen zitten, zyn in zo verre bewtegelyk, dat
de Kreeft dezelven, naar vereifch van zaaken, zo wel intrekken, als weder
uitdryven kan. Hun uiterlle meer dan half kogelronde, zwartblinkende deel,
is eigenlyk hec werktuig des gezichts; 't welk, gelyk by andere Infeften
Over 't algemeen, wegens zyne menigvuldige verheven afdeelingen, iiit meer
dan honderd kleine oogen beflaat, gelyk in de j^ic Fig. van Tab. LV. te^^.
zien is. Dit deel zit op een ander, en formeert met het zelve genoegzaam
een kapzei des oogappels; van achteren ziet men eene holligheid, uit welker
midden een ander deel te voorfchyn komt, daar een tedere draad aanhangt,
die mogelyk de geziehtszenuw is. Wanneer raen wat llerk aan dit deel trekt,
dan wordt de gantfche oogappel daardoor uitgetoogen, zo als de 3't<; tig. Fig. 3,
dezcr Tab. denzclvcn vertoont; waarby ook de glasachtige vochtigheid, op welke,
gelyk in de oogen van andere Dieren, de kriftallyne zit, eenigermaate gezien
wordt. Doch hier omtrcnt heeft dit onderfcheid plaats, dat de kriflalyne
vochtighcid zieh zvvart vertoont. 'c Gecn op den kop volgt, of eigenlyk het
säe Deel ide Stuk. N n ov e -