D E R O V E R I G E I N S E C T E N. 3'3
S'coRPio MINIMVS.
Cfab.LXlV.
IMii:
(7h-s •
twee die htig en dun, mitsgaders twee die korter cn in 'c midden in dricT..
S e n vcrdedd zyn. De tweede Garnaal van den Heer Klein is gelieel afdi-LX'"-
Lauw; liaif dooreichtig en blinkend; maar kleiner dan de voorigc; dcwyl
m naauwlyks de Icngte van 2 duimen bereikt. Zy is met geen takkigen hoorn
Toorzien, maar heeft, in deszelft plaats, voor de oogcn twee langwerp.g
d. met eene fchaale bedekte uitlleekzels, welken m vier körte borileihairen
ein'di-'en. Daarenboven draagt zy nog twee lange fprieten, en bezit even zo
vede bladvormige fnydende deelen. Wanneer nien deze foort kookt wordt ze
niet rood, 00k deugt ze niet om te eeten; wordende alleen gevangen om den
Vifcheren tot een aas te dienen. De Dantzigers noemen zä Zandkrabbe. Van
deze beide Gamaalen fchynt de hatfte veelal overeen te komcn raet die
senen, welken ik uit Bremen ontvangen hebbe; ondertufTclien worden dezon
tot fpyze aebruikt, en de anderen, zo my gezegd is, met. De memgte der
Kreeften, die by ods gevonden wordt, veroorzaakt, dat men om geen Garnaalen
denkt; doch inien ze frifch by ons gebragt konden worden, zouden zy
00k milTchien haare Liefhebbers vinden.
Befchr^fving vatr den Ueinßen Sc o r p i o e n í
Ín de befehryving der Rivier - Kreeften 3. pag. 168. hebbe ik be!oofd,TAS.^^
eerlang 00k eene befehryving van den Seorpioen te zullen mededeelen;
deze belofte ben ik tans vooroeeniens, naar my» vermögen, te vervullen. Dat
de Seorpioen eigenlyk onder de Land-Infeften, die geen yerandering ondergaan,
cn tien pooten hebben, behoort, hebbe ik bereids, in de Voorrede van
't Eerfle Deel dezer Natuiirlyke Hißorie der Jnfetlen, gemeld. Doch wanneer
ik zegge, dat de Seorpioen tien pooten heeft, zo teile ik, gelyk uit de
Afbeelding op deze Tab. LX!V. ligt te zien is, de Schaaren onder de pooten,
even als ik by den Kreeft 00k gedaan hebbe. Want fehoon de Schaaren
den Seorpioen tot het vangen van den buit dienen, kan hy 'er echter, zo wel als
de Kreeft, ook by her kruipen gebruik van maaken. Het vervvondert my des
grootlyks, dat de Heer Linmíeus, die den Kreeft tien pooten toefchryft,
waar van de voorrten, gelyk hy zegt, Schaarvormig zj'n, den Seorpioen 'er
noehtans maar adit toeeigent; met byvoeging, dat hy Schaaren aan 't voorhoofd
heeft, (^Frons cheVtfera.') De Seorpioen zou toeh evenwel, al had hy
hem zyne tien pooten gelaaten, een van den Kreeft onderfcheiden Infeil ge-
Weevcn zyn; dewyl hy, gelyk de Heer Linn^us insgelyks aanmerkt, acht
cogen, en con Steekel of Angel aan den flaart voert; waartegen de Kreeft
Hechts met twee oogen begaafd is, en een bladvormigen flaart heeft.
Zde Deel ^de Sluk. ' Ss J. i.